de brokken bazalt, die ze ter plaatse vinden, gebruiken ze wat hout en metaal, dat ze inwisselen tegen wol, visch en vogels. Ieder heeft een veldje, een stuk heide en een portie veen.
Daar zij nog weinig begrip van geld hebben, en een zeker wantrouwen koesteren tegen metaal zoowel als tegen papier, hebben ze allerlei dingen, die als standaard en waardemeter dienst doen. De vadmel, de eigengeweven wollen stof, is een zeker gewicht aan visch waard en een zekere hoeveelheid veêren of eieren. De raven golden ook als munteenheid, want om de groote schade, die ze deden aan de kudden en de nuttige vogels werden premies uitgeloofd voor wie ze doodden, en een bek van een raaf vertegenwoordigde een zekere marktwaarde. Er is mij verteld, dat al sinds langen tijd de toegang tot de danszaal met dien zonderlingen prijs werd gekocht. En Dr. Labonne schrijft, dat ieder visscher vóór de invoering der geweren gehouden was, op den dag van Sint Olaus twee ravenbekken in te leveren bij de rechtbank, of een boete moest betalen, die als de ravenboete bekend was.
Er is niet veel gelegenheid tot ontspanning. De Zondag, als de protestantsche strengheid alle werk verbiedt, is de dag, waarop ze zich het meest vervelen; ze loopen dan met zwaaiende armen langs de wegjes, die de huisjes en de tuintjes van elkaar scheiden. Of wel aan het strand gezeten, kijken ze in de verte onder het toeziend oog van een dikbuikigen politieagent.
Toch zoekt de jeugd afleiding. In de booten gaat men met tien, zestien of twintig man uitstapjes maken in den omtrek. Des avonds komen de jongelui samen om te dansen in een zaal, die toebehoort aan den heer Restorf, bakker en banketbakker.
De vrouwen, die nog al klein en stevig gebouwd zijn, dragen een kleedje van vadmel, een soort van flanel, door haar zelven geweven en hebben of een gebreiden doek om het hoofd of een strooien hoed op, waarvan de bol door een groen of bruin lint is omgeven. De mannen dragen een buis met metalen knoopen, een vadmelbroek, sandalen van zeehondenleêr of schapevel, en hun hoofddeksel is moeilijk te beschrijven; ieder draagt waar hij trek in heeft en plooit zijn hoed nu eens tot colbak of politiemuts, dan weer tot de hooge pet van een diligence-koetsier, tot een phrygische muts of een napolitaansche pet. De geheele bevolking, die blond is met een kleurig gelaat, is daar bijeen in de donkere, kleine balzaal. Zij dansen of eigenlijk zij draaien in het rond. Geen orkest, zelfs geen orgel of accordeon. Mannen en vrouwen houden elkaar bij de hand onder het zingen van oude traditioneele sagen, waar helden en goden in worden gevierd. De Vikingers worden in Walhalla door de Walküren onthaald op het vleesch van het wilde zwijn Skrimmer. Als de melodie treurig is, dansen ze langzaam, en als de muziek vroolijk is bij een minnelied of een zegezang, draven ze hard en trekken elkander mee. Het lijkt meer op een plechtigen dienst, die met grooten ernst wordt vervuld, dan op een groep jongelui, die zich amuseert.
Bij twee gelegenheden toonen de Far?ers veel levenskracht en geven blijk van dapperheid en energie. Maar dan geldt het ook hun levensonderhoud.
Hun oudvaderlijk instinct komt aan den dag, als ze naar de Fuglebjerg of Vogelbergen gaan.
Om de steile rotsen te beklimmen, maken de nestenzoekers gebruik van touwen, die in haken uitloopen of in lussen, waaraan ze zich van terras tot terras slingeren; ze gaan dan naar de diepe grotten, waar de vogels zich verschuilen, om de eieren in te zamelen en het dons. Het is een gevaarlijk werk, en men loopt er voortdurend gevaar bij, armen en beenen te breken.
Doch vooral bij de groote vangst van dolfijnen doet zich de bewoner der Far?er voor als in zijn element; zijn uitbundige vroolijkheid vormt dan een sterke tegenstelling met zijn gewone kalmte. De jacht op die dolfijnen vereischt misschien minder vlugheid en behendigheid, maar zij vordert nog meer kracht en evenveel koelbloedigheid als de vogelvangst.
Gewoonlijk tusschen Juni en September verschijnen in de wateren der Far?er troepen dolfijnen, die voortdurend worden bewaakt door mannen, op post staande op de hoogste rotsen.
Die groote dieren zwemmen tegen den wind in, en in schoolen van wel twee- drie- of vierhonderd, waarbij ze geleid worden door de oudste en ervarenste mannetjes.
Groote brandstapels van hoopen turf, oude vischgraten en de olieachtige veêren der stormvogels worden aangestoken op den top der rotsen, opdat de bewoners van de eilanden zullen weten, dat de schoolen dolfijnen in de wateren der eilanden zijn aangekomen.
Allen leefden al een heelen tijd in afwachting van die pret. Ieder zoekt snel zijn boeltje bijeen, dat altijd gereed ligt voor de groote gebeurtenis, waarnaar zoo verlangd wordt, en allen maken hun toebereidselen tot den strijd. Het is een leven en een drukte van belang in dit bijzonder geval, en ze moeten de schade
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.