Op Samoa | Page 7

Eginhard von Barfus

was; hij deelde mij mede, dat wij na een korte rust te paard zouden
stijgen, om de plantages in de buurt van Mulifanua te bezichtigen.
Het rustuurtje gebruikte ik, om mijn twee koffers uit te pakken en mijn
ondergoed en kleeren in de daartoe bestemde kasten te bergen. Toen ik
hiermede gereed was, en mij juist wilde verkleeden, verscheen een
jonge Samoaner, een "Boy", zooals men de bedienden daar noemt, en
vertelde mij in een wonderlijk mengelmoes van Duitsche en Engelsche
woorden, dat hij door zijn "meester" voor mijn persoonlijke bediening
was aangewezen en nu bevel had gekregen mij naar het badhuis te
brengen.
Dit badhuis lag maar weinig schreden van het stationsgebouw in een
bananenboschje. Het was zeer practisch ingericht. In een ommuurd
bassin, van een meter breedte, aan den ingang van de ruime, luchtige
badkamer, stroomde frisch, kristalhelder water, dat zooals de "Boy"
verklaarde, uit de dichtst bij zijnde rivier hierheen geleid was, en tevens
tot besproeiing van den tuin diende. Bovendien bevonden zich langs de
muren verscheiden douches = stortbaden. Na een heerlijk verfrisschend
bad, kleedde ik mij spoedig aan en ging naar de veranda, waar ik reeds
de heeren Beckmann, Krüger en nog een jong mensch aantrof, die mij
als mijnheer Petersen werd voorgesteld. Deze was een knap persoon,
van zes voet lengte, en met een zeer vroolijk opgewekt gezicht. Zooals
ik later hoorde, was Hendrik Petersen een verre bloedverwant van
mijnheer Krüger; hij had als vaandrig in een Pruisisch
infanterie-regiment gediend, maar was daaruit wegens een paar
ondeugende streken ontslagen geworden. Op Krüger's voorspraak had
de Handel- en Plantage-Maatschappij hem in dienst genomen en naar
Samoa gestuurd, waar hij vervolgens op de plantage Mulifanua

gedeeltelijk op het kantoor, gedeeltelijk op de plantage zelf, als
opzichter werkzaam was. Hij kon ongeveer zou oud zijn als ik, en
maakte op mij, door zijn open, vriendelijk gelaat, een zeer aangenamen
indruk. Wij dronken haastig een kop thee en stegen toen te paard, om
naar de, op ongeveer een kilometer afstands gelegen plantage te rijden.
Deze was reeds in 1865 door de firma Godefroy aangelegd, en de eerste
op het eiland Upolu; eenige jaren later volgden de plantages Vaitele en
Veilele in het district Tuamusanga. Het geheele eiland is in drie
districten verdeeld, waarvan Atua het oostelijkst is; in het midden ligt
het district Tuamusanga met de hoofdstad Apia, terwijl Mulifana de
voor naamste plaats van Aana, in het Westen, is.
In de onmiddellijke nabijheid van Mulifanua zag ik ook voor het eerst,
een dorp van inlanders, dat een bijzonder liefelijken indruk op mij
maakte. Elke hut, of liever gezegd, elk huis, want de meeste hebben een
omvang van meer dan honderd voet, staat in de schaduw van palmen en
bananen en is gewoonlijk door een kleine suikerrietplantage omgeven;
de geheele ruimte om zulk een huis wordt steeds zeer zindelijk
gehouden. Het dak bestaat uit de bladeren van het suikerriet of van de
bananen en heeft een lankwerpig ronden vorm; het rust op rond
gesneden houten palen, die op een afstand van vier of vijf voet van
elkander in den grond geheid worden. Ieder huis bestaat alleen uit een
enkele groote ruimte, die gedurende den nacht gesloten wordt door
zonneblinden, gemaakt van de nerven der palmbladeren; over dag is zij
aan alle zijden open, zoodat in de woonkamers steeds frissche lucht is.
De vloer van deze laatste bestaat uit een laag losse kiezelsteenen van
verscheiden centimeters dikte, waarop dan kralen of kleine ronde
steentjes gelegd worden; hierover legt men dichte matten. Naar
Petersen, die mij in zulk een huis bracht, verzekerde, vormen deze
matten op de geverfde onderlaag een uitstekende rustplaats, die
daarenboven het grootste voordeel bezitten zou, nooit door ongedierte
verontreinigd te worden. In het midden van deze ruimte staat een sterke
gaffelvormige boomstam, die tot hoofdpilaar dient; deze, benevens de
zijposten, zijn gemaakt uit het hout van den broodvruchtboom, dat
duurzamer moet zijn dan andere houtsoorten. Naast de middelste pilaar
is een kleine, uit klei gemaakte haard aangebracht, die echter niet

gebruikt wordt om er op te koken, maar alleen tot verlichting dient; in
een kleinere hut, die zich op eenigen afstand van het woonhuis bevindt,
wordt het eten bereid.
Als huisraad merkte ik slechts eenige gedroogde kokosnoten op, die als
waterkannen gebruikt werden, terwijl een grooter aantal dwars
doorgesneden noten tot bekers dienden. Verder zag ik verscheiden
vliegenklappen van boomschors en waaiers, gevlochten van de
bladnerven van den pandanus. Van tafels, stoelen en kasten zag ik
niets.
Nadat wij dit huis, dat mij zeer interesseerde, bezichtigd hadden, stegen
wij weer te paard en reden in gestrekten draf de twee heeren na, die
reeds in de plantage aangekomen waren.
De plantage Mulifanua is aanmerkelijk grooter dan Vaitele of Veilele;
de cultuur is er dezelfde als op de twee laatste; alleen wees mijnheer
Krüger ons een theeplantage, op de noordelijke
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 61
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.