Op Samoa | Page 6

Eginhard von Barfus
directeur had hem een paard geschonken, benevens een ezel voor
zijn bagage; ook werd hem een knecht medegegeven om hem bij het
vervoer en op reis behulpzaam te zijn.
Terzelfder tijd deelde mijnheer Beckmann mij mede, dat hij mij over

een paar dagen persoonlijk naar de plantage Mulifanua zou brengen,
om die te bezichtigen en mij voor te stellen aan den directeur, den heer
Krüger; bovendien ried hij mij aan in dien tusschentijd naar Matafele,
het westelijk deel van Apia te gaan, om in de groote magazijnen en
kantoren van de Duitsche Handel- en Plantage-Maatschappij kennis te
maken met de ambtenaren, daar ik dikwijls met deze heeren zaken zou
moeten doen. Hij zou mij een zijner kantoorbedienden meegeven, om
mij aan te dienen.
Zeer vriendelijk werd ik door mijn toekomstigen collega ontvangen, en
rondgeleid in de voornaamste pakhuizen, waar een kolossale voorraad
van kopra, katoen en andere tropische gewassen opgestapeld lag, die
naar Europa moest ingescheept worden.
Twee dagen na dit bezoek in Matafele begaf ik mij, volgens order van
den directeur, dadelijk na zonsopgang met mijn bagage naar het strand,
waar op de mij aangeduide plaats, de boot van mijnheer Beckmann
gereed lag. Zij had, evenals de kano's der inlanders, den vorm van een
walvischboot, maar was iets breeder, van een zonnetent aan den
achtersteven voorzien, en met twaalf roeiers bemand.
Een paar minuten na mijn aankomst, verscheen de directeur, van twee
bedienden vergezeld, die manden met allerlei eetwaren droegen. Wij
gingen onder de zonnetent zitten en op bevel van mijn chef brachten de
roeiers hun korte riemen in beweging, waarmee zij de boot bijzonder
gauw deden voortgaan. Toen wij de "Falke" langs kwamen, begroette
de wacht op het dek ons met een luid: "Goedenmorgen! Gelukkige
reis!" hetgeen wij met hoedengewuif beantwoordden. De boot van den
directeur, die aan den spiegel de Duitsche vlag voerde, was den
matrozen van het oorlogsschip goed bekend.
Nadat wij den breeden ingang der haven, die door een wijde opening in
de koraalriffen, welke zich langs de geheele noordkust uitstrekken,
voorbijgegaan waren, zetten wij eerst regelrecht koers naar het
Noorden, om op grooten afstand van de riffen te komen, waar de
golfslag zoo onstuimig was, dat wij gevaar zouden geloopen hebben,
door de branding tegen de rotsen geworpen te worden. Voornamelijk
was deze zeer sterk en gevaarlijk vóór het schiereiland Mulinu, en,

zooals mijnheer Beckmann vertelde, moesten er op die plek reeds veel
schepen vergaan zijn.
Een goede zeemijl van de kust verwijderd, keerden wij ons naar het
Westen en kwamen nu snel vooruit. Thans kon ik dit geheele gedeelte
van het eiland overzien, en met innige verrukking het landschap
bewonderen, dat zich voor mij uitstrekte. Het gedeelte van het land,
tusschen de bergketen en de kust, geleek een heerlijke tuin, vol palmen,
hooge, breedgetakte tamarinden, schoone boschjes van broodvrucht- en
oranjeboomen en een groot gedeelte van een dicht oerwoud op die
plaatsen, waar de boomen niet ter wille van de plantages geveld waren.
De talrijke bergstroomen met hun groen, helder water, slingerden zich
door het voorland in menigvuldige bochten tot aan het strand; het
bekoorlijkst echter waren verscheiden watervallen in de verte, die
dikwijls vele meters hoog van den rand van den bergkam naar beneden
stortten, en op dien afstand op breede, zilveren linten geleken. Mijnheer
Beckmann maakte mij in het bijzonder opmerkzaam op een prachtigen
waterval, den Letogo, die ten Westen van Apia, midden in het dichte
struikgewas van de rotsen naar beneden stort, en daar een bassin vormt,
wel zoo groot als een meer; ik kon dit echter natuurlijk van uit de boot
niet zien.
Tegen elf uur bereikten wij het doel onzer reis, gedurende welke de
roeiers, inboorlingen van Upolu, hun arbeid zonder ophouden met
welluidend gezang begeleid hadden. In het koralenrif, dat, zooals wij
reeds vermeld hebben, het geheele eiland omringt, bevond zich een
opening, waardoor kleinere schepen in een bocht naar de kust kunnen
varen; deze bocht vormt de haven van Mulifanua, doch is maar van
kleine afmeting.
Aan de landingsplaats werden wij opgewacht door mijnheer Krüger,
die den vorigen dag van den directeur door een bijzonderen bode
bericht had gekregen van onze komst; hij begroette ons vriendelijk en
leidde ons in het door hem bewoonde stationsgebouw der
Handel-Maatschappij. Dit gebouw was ook van hout, maar had twee
verdiepingen; het was zeer lief gelegen, te midden van schaduwrijke
mangoboomen en zorgvuldig onderhouden tuinen. Op een ruime

veranda vonden wij een welvoorziene tafel, waarop ik tot mijn
verrassing ook eenige flesschen bier zag staan. Een paar roeiers
brachten mijn bagage en de manden met proviand in huis en gingen
daarop naar hun makkers, die achter het woonhuis een onderkomen
gevonden hadden in een hut, bestemd voor de bedienden.
Mijnheer Krüger, onder wiens bijzondere leiding ik stond, bracht mij
na het ontbijt in een nette kamer, die, naar hij zeide, voor mij bestemd
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 61
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.