daar deze eilandbewoners tot het Melanezische ras behooren.
De eerste Salomons-eilander, dien ik zag, maakte een zeer eigenaardigen indruk op mij. Zijn gekroesd haar, dat wel zes decimeter lang kon zijn, was met kalk wit gemaakt, zoodat ik eerst meende, dat de man een pruik van vuil schapenvel op het hoofd gezet had. Toen ik hoorde, dat zoowel directeur Kr��ger, als een der opzichters, den werklieden orders gaven in een taal, die ik volstrekt niet verstaan kon, legde mijn vriend Petersen mij uit, dat, daar de bewoners van de afzonderlijke eilandengroepen allen verschillende talen spraken, men genoodzaakt geweest was, wilde men met hen onderhandelen kunnen, zich van verschillende idiomen te bedienen, die veel overeenkomst hebben met het Chineesche Pidjin-Engelsch. Wij hadden nog enkele uren v����r zonsondergang den tijd; directeur Beckmann gaf daarom op de theeplantage, waarop wij ons juist bevonden, den wensch te kennen, den top van den Tofuberg te bestijgen, vanwaar men een schoon uitzicht moest hebben, zooals hij zich nog van een vroegere reis herinnerde.
Het was een tamelijk vermoeiend en inspannend werk, om zich door het dicht struikgewas, dat de helling van den berg tot den top bedekte, heen te worstelen, want deze bevond zich wel ongeveer duizend voet boven de theeplantage; maar onze moeite werd ruimschoots beloond, door het verrukkelijk vergezicht dat zich daar aan ons oog vertoonde.
Noordelijk, bijna voor onze voeten, zagen wij Mulifanua en de geheele oostkust tot de haven van Apia, met de landschappen Salapuala, Sasasa en minstens nog tien andere Samoaansche dorpen, terwijl wij aan onze linkerhand, in westelijke richting, eerst het eilandje Manono opmerkten, dat door een koraalrif met de westkunst van Upolu verbonden scheen te zijn; dan volgde het kleinste eilandje der geheele groep, Apolima, dat nog niet volkomen twee Engelsche vierkante mijlen groot is, en verder op verhief zich uit de zee, het groote Savaii, welks gebergte een hoogte van meer dan vijfduizend voet bereikt. Tusschen den berg Tofu en de noordkust strekte zich een groote vlakte uit, beplant met palmen, broodvruchtboomen enz, waartusschen men uitgestrekte velden kon opmerken, waarop de inlanders suikerriet, taro en yamwortels kweekten. Zuidwaarts zag men niets dan de groote, oneindige zee.
Toen wij een paar uren later het stationsgebouw in Mulifanua weer bereikt hadden, was ik weliswaar erg moede, maar toch bijzonder in mijn schik over al het belangrijke en nieuwe, dat ik in den loop van den dag gezien had. Den volgenden morgen keerde directeur Beckmann in zijn boot naar Apia terug, terwijl ik onder leiding van den heer Kr��ger mijn werkzaamheden begon. Deze bestonden voornamelijk in boekhouden en het beheer voeren der kas. Het laatste was een zeer eenvoudig werk, daar het slechts de uitbetaling betrof van het loon der arbeiders op de plantage, en het salaris der opzichters; tot op heden had mijn voorganger Petersen op zeer primitieve wijze boek gehouden, volstrekt niet, zooals het op een handelskantoor behoort. Daar uit de boeken de jaarlijksche afrekening met ons hoofdkantoor te Apia, zoo nauwkeurig mogelijk moest opgemaakt worden, met bijvermelding welke hoeveelheden der verschillende produkten uit de geheele plantage, in den loop des jaars aan onze magazijnen en pakhuizen, door bemiddeling van Mulina geleverd waren, moesten deze leveranties nauwkeurig en stipt in de daarvoor bestemde boeken worden opgeteekend. Toen ik de jonge Petersen op de talrijke vergissingen bij het noteeren opmerkzaam maakte, antwoordde hij lachend: "Beste vriend, ik had geen flauw begrip van boekhouderij, toen mijn ondeugende neef mij naar Samoa liet komen; ik ben soldaat geweest en versta van dien rommel verduiveld weinig. U zult die vervelende boeken wel weer gauw in orde maken, en u moest eigenlijk blij zijn, dat ik zoo weinig aanleg voor dezen handelstak heb, want anders had men u hier in het geheel niet heengestuurd."
"Mijn luchthartige neef heeft hierin werkelijk gelijk, beste Arendt," zeide mijnheer Kr��ger, die juist bij de laatste woorden van Petersen het kantoor binnen was gekomen. "Ik geloof, dat het het beste zou wezen, als u onder de vroegere noteering van uw voorganger maar een streep zettet, en van heden af maar op uw manier begont boek te houden. Ik heb te weinig tijd gehad, om het werk van mijn neef op het kantoor voldoende na te gaan, en eerst later heb ik de wanhopige verwarring opgemerkt, die hij teweeggebracht heeft. Daar buiten in de plantage is de jonge heer vrij wat beter op zijn plaats; hij heeft grooten tact om met de werklieden om te gaan, die hij flink onder tucht heeft, en toch is hij zeer bij hen bemind. De opzichters mogen hem ook om zijn vroolijk, welwillend karakter gaarne lijden."
"Wel bedankt, waarde neef, voor die loftuiting," zeide Petersen lachend, "maar nog meer voor de bevrijding van die afschuwelijke boeken. Wanneer u en mijnheer Arendt mij dus niet meer noodig hebt, zal ik, met uw verlof, naar de plantage rijden, waar ik mij honderdmaal
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.