jonge Samoaner, een "Boy", zooals men de bedienden daar noemt, en vertelde mij in een wonderlijk mengelmoes van Duitsche en Engelsche woorden, dat hij door zijn "meester" voor mijn persoonlijke bediening was aangewezen en nu bevel had gekregen mij naar het badhuis te brengen.
Dit badhuis lag maar weinig schreden van het stationsgebouw in een bananenboschje. Het was zeer practisch ingericht. In een ommuurd bassin, van een meter breedte, aan den ingang van de ruime, luchtige badkamer, stroomde frisch, kristalhelder water, dat zooals de "Boy" verklaarde, uit de dichtst bij zijnde rivier hierheen geleid was, en tevens tot besproeiing van den tuin diende. Bovendien bevonden zich langs de muren verscheiden douches = stortbaden. Na een heerlijk verfrisschend bad, kleedde ik mij spoedig aan en ging naar de veranda, waar ik reeds de heeren Beckmann, Kr��ger en nog een jong mensch aantrof, die mij als mijnheer Petersen werd voorgesteld. Deze was een knap persoon, van zes voet lengte, en met een zeer vroolijk opgewekt gezicht. Zooals ik later hoorde, was Hendrik Petersen een verre bloedverwant van mijnheer Kr��ger; hij had als vaandrig in een Pruisisch infanterie-regiment gediend, maar was daaruit wegens een paar ondeugende streken ontslagen geworden. Op Kr��ger's voorspraak had de Handel- en Plantage-Maatschappij hem in dienst genomen en naar Samoa gestuurd, waar hij vervolgens op de plantage Mulifanua gedeeltelijk op het kantoor, gedeeltelijk op de plantage zelf, als opzichter werkzaam was. Hij kon ongeveer zou oud zijn als ik, en maakte op mij, door zijn open, vriendelijk gelaat, een zeer aangenamen indruk. Wij dronken haastig een kop thee en stegen toen te paard, om naar de, op ongeveer een kilometer afstands gelegen plantage te rijden.
Deze was reeds in 1865 door de firma Godefroy aangelegd, en de eerste op het eiland Upolu; eenige jaren later volgden de plantages Vaitele en Veilele in het district Tuamusanga. Het geheele eiland is in drie districten verdeeld, waarvan Atua het oostelijkst is; in het midden ligt het district Tuamusanga met de hoofdstad Apia, terwijl Mulifana de voor naamste plaats van Aana, in het Westen, is.
In de onmiddellijke nabijheid van Mulifanua zag ik ook voor het eerst, een dorp van inlanders, dat een bijzonder liefelijken indruk op mij maakte. Elke hut, of liever gezegd, elk huis, want de meeste hebben een omvang van meer dan honderd voet, staat in de schaduw van palmen en bananen en is gewoonlijk door een kleine suikerrietplantage omgeven; de geheele ruimte om zulk een huis wordt steeds zeer zindelijk gehouden. Het dak bestaat uit de bladeren van het suikerriet of van de bananen en heeft een lankwerpig ronden vorm; het rust op rond gesneden houten palen, die op een afstand van vier of vijf voet van elkander in den grond geheid worden. Ieder huis bestaat alleen uit een enkele groote ruimte, die gedurende den nacht gesloten wordt door zonneblinden, gemaakt van de nerven der palmbladeren; over dag is zij aan alle zijden open, zoodat in de woonkamers steeds frissche lucht is. De vloer van deze laatste bestaat uit een laag losse kiezelsteenen van verscheiden centimeters dikte, waarop dan kralen of kleine ronde steentjes gelegd worden; hierover legt men dichte matten. Naar Petersen, die mij in zulk een huis bracht, verzekerde, vormen deze matten op de geverfde onderlaag een uitstekende rustplaats, die daarenboven het grootste voordeel bezitten zou, nooit door ongedierte verontreinigd te worden. In het midden van deze ruimte staat een sterke gaffelvormige boomstam, die tot hoofdpilaar dient; deze, benevens de zijposten, zijn gemaakt uit het hout van den broodvruchtboom, dat duurzamer moet zijn dan andere houtsoorten. Naast de middelste pilaar is een kleine, uit klei gemaakte haard aangebracht, die echter niet gebruikt wordt om er op te koken, maar alleen tot verlichting dient; in een kleinere hut, die zich op eenigen afstand van het woonhuis bevindt, wordt het eten bereid.
Als huisraad merkte ik slechts eenige gedroogde kokosnoten op, die als waterkannen gebruikt werden, terwijl een grooter aantal dwars doorgesneden noten tot bekers dienden. Verder zag ik verscheiden vliegenklappen van boomschors en waaiers, gevlochten van de bladnerven van den pandanus. Van tafels, stoelen en kasten zag ik niets.
Nadat wij dit huis, dat mij zeer interesseerde, bezichtigd hadden, stegen wij weer te paard en reden in gestrekten draf de twee heeren na, die reeds in de plantage aangekomen waren.
De plantage Mulifanua is aanmerkelijk grooter dan Vaitele of Veilele; de cultuur is er dezelfde als op de twee laatste; alleen wees mijnheer Kr��ger ons een theeplantage, op de noordelijke hellingen van den berg Tofu, als eerste proef, om de cultuur der theeplant op Samoa in te voeren. Zij groeide uitstekend evenals een uitgestrekte aanplanting cacaoboomen, die reeds rijke inkomsten opleverde.
Mijnheer Kr��ger had meer dan twee honderd werklieden in de plantage, waarover hij het bestuur had; de meesten waren inboorlingen van de Salomons- en Tonga-eilanden, allen flink gebouwde, groote mannen van een donkere huidkleur,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.