Oorlogsvisoenen | Page 6

Cyriel Buysse
toestroomde.
Toen het rijtuig vlak bij huis kwam, in de straat waar zich de Rosbach
bevond, was er echter geen doorkomen meer aan. De heeren Bollekens
begrepen eerst niet wat er gebeurde; zij merkten slechts een kolossaal
gedrang en hoorden enkel 't oproerig gejouw en geloei van de menigte;
maar eensklaps zagen zij den witten gasbol boven den ingang van de
Rosbach aan stukken vliegen, en meteen stormde een bende op de
herberg af en brak er als een orkaan naar binnen.
Dadelijk stapten de heeren Bollekens haastig uit hun landauwer en
gaven den koetsier bevel langs een omweg naar huis te rijden. Het was
maar beter op zulke momenten niet in een rijtuig gezien te worden.
Angstig door 't gedrang langsheen de huizen schuivend, geraakten zij
eenige meters vooruit. Toen stonden ze weer, als vóór een levenden,
dreunenden, deinenden muur. 't Geschreeuw klonk overweldigend. 't
Was één aanhoudend gebrul en gejouw, terwijl steeds nieuwe benden
opdrongen en de spiegelramen aan stukken rinkelden. De politie kwam
aangerukt, doch machteloos flikkerden de gezwaaide sabels boven de
woelende schouders en koppen. De heeren Bollekens zagen vechtende
mannen neerstorten en weggesleept worden; en daarbinnen, in de
Rosbach, was het als een pandemonium: stoelen, tafels, spiegels,
glazen vlogen verbrijzeld in de menigte naar buiten; het bier en de
likeuren stroomden over de treden in de straat; en heel het terrastuintje
met bloemen, sierplanten en tafeltjes was omgekeerd en als onder een
storm weggezweept. De heeren Bollekens zagen van op de straat ruwe
kerels drank naar binnen hijschen, anderen vochten onder elkaar om het
bemachtigen van eetwaren; en plotseling werd een volle ham naar
buiten gegooid, waarop het gepeupel in wilde krioeling neerplofte en
voor welks bezit het griezelig worstelde, als een bende wolven. Wat er
van den baas geworden was, wist niemand. Alleen het rond gezicht der
dikke vrouw verscheen een oogenblik met van schrik uitpuilende oogen
aan een der bovenramen, maar zulk een woest gebrul steeg op, dat zij
onmiddellijk onder angstgegil weer verdween en het raam dichtsloeg.

Toen kwam er eindelijk hulp opdagen: een escadron gendarmen te
paard, in vollen draf, met getrokken sabel, de groote berenmutsen, als
van woede overeind gerezen haren op hun dreigende koppen. In een
oogwenk was de gansche straat schoongeveegd. Een paar roovers, die
den tijd niet hadden weg te komen, werden nog gesnapt en dadelijk was
de verwoeste Rosbach door een sterke politiemacht afgezet. Meneer
Bollekens en zijn zoon, in het portaal van een winkeltje gedrongen,
waren slechts, op gevaar van hun leven af, aan het geweld van de
charge ontsnapt.
Meneer Bollekens begreep er niets van, van alles wat daar zoo
plotseling gebeurd was. Hij stond te sidderen en te trillen op zijn
beenen en hoorde, als in een nachtmerrie, de menschen uit het winkeltje
vertellen, dat die baas uit de Rosbach een Duitsche spion was, dat men
compromittante brieven in zijn huis gevonden had, dat men in zijn
kelder Duitsche wapens en uniformen had ontdekt, en dat hij
gëarresteerd was, en dat zijn vrouw ook gëarresteerd was, en dat ze
beiden, den volgenden ochtend, in het stadspark gefusilleerd zouden
worden.
Meneer Bollekens senior raasde en zuchtte. Wat leek de gansche
wereld plotseling omgekeerd, in een tijdverloop van slechts enkele uren!
Zijn vaderland in oorlog, die man uit de Rosbach, jarenlang een trouwe
vriend, nu eensklaps een spion en een verrader; en de Rosbach, de
dierbare Rosbach zelf, zijn toevluchtsoord, zijn levensvreugd, zijn
echte tehuis, in puin en gruis geslagen, vernield, vernietigd! Was er nog
wel iets in de wereld vast en veilig, en zou het opgezweepte gepeupel
straks ook niet zijn eigen schoone woning stuk gaan slaan, alleen maar
omdat hij een trouwe stamgast van de Rosbach was, omdat hij
jarenlang op vertrouwelijker en vriendschappelijker voet met den baas
uit de Rosbach had omgegaan?
Hij wilde naar huis, hij wilde dadelijk naar huis, en ook zijn zoon, in
zenuwachtige overspanning, wilde weg, vol angst en vrees hoe het wel
met de knappe meid in dien stampvollen trein met opgewonden
soldaten afgeloopen was. Zij staken eerst voorzichtig 't hoofd naar
buiten en schoven dan langs de muren weg en 't was hun een

verademing toen zij het mooie gebouw nog overeind zagen staan.
Meneer Bollekens zoon holde naar binnen, hoorde dat de knappe meid
behouden aangekomen was, rende de trappen op, had dadelijk met haar
een dringend, vorschend onderhoud. Alles was goed, Goddank; en na al
die schrikkelijke emoties ging het leven toch maar weer zijn gewonen
gang. De keukenmeid liet zeggen dat het souper al 'n heele poos klaar
was en of de heeren asjeblief aan tafel wilden gaan.
Zeker wilden zij! Zij hadden honger gekregen door al die schokkende
gebeurtenissen. Veilig geborgen in hun prachtig huis dat sterk was als
een forteres, rijk en gezellig neergezeten bij een weelderigen disch
welken de knappe meid zorgzaam
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 59
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.