en fijn bediende, voelden zij reeds
minder de knellende dreiging der toekomst. Maar de emotie bleef, heel
sterk en diep; en terwijl hij met bevende hand het eerste hapje naar zijn
mond bracht, werd meneer Bollekens er weer door overweldigd en
moest hij vork en mes neerleggen. Het ging niet, hij kón niet eten
ofschoon hij rammelde van den honger. En eensklaps werd hij
week-weemoedig en barstte in snikken uit, terwijl groote tranen over
zijn dikke, roode wangen rolden.
Het was een heele opschudding! De zoon dacht dat zijn vader een
beroerte kreeg en snelde hem ter hulp en de knappe meid stond even als
versteend van ontsteltenis, met vurige wangen en verschrikte oogen
tegen het buffet gedrongen. Meneer Bollekens bedaarde, doch bleef
zijn eten weigeren. Neen, het ging niet, hij kón niet. Zoo iets was in
geen jaren gebeurd. De zoon stond er radeloos van en de knappe meid
liep eensklaps, als onder den drang eener spontane ingeving, met
vlugge schreden naar de keuken toe.
De keukenmeid, amechtig hijgend, verscheen op den drempel der
eetkamer.
--Maar meneer toch! Maar meneer toch! riep zij, gansch ontdaan de
handen in elkaar slaande. En zij begon een heele reeks fijne schoteltjes
op te noemen, die meneer misschien wèl zoude lusten.
--Neen, Marie; neen, Marie; ik kàn niet, ik kàn niet, herhaalde meneer
Bollekens bevend en moedeloos.
De meid verdween, als door een onverdiende ramp getroffen, en
meneer Bollekens stond zwaar-zuchtend van tafel op.
--'K ga naar mijn bed, kreunde hij.
Een stilte van consternatie begeleidde zijn pijnlijken aftocht. Meneer
Bollekens zoon steunde zijn vader onder den arm en de knappe meid
volgde, schoorvoetend, even haltend op elke trede, als een oplettende
en zorgvolle verpleegster.
* * * * *
De dagen die volgden waren dagen van rustelooze agitatie. Al de
dienstplichtige mannen hadden hun oproepingsbevel ontvangen en van
den ochtend tot den avond en soms gansche nachten dreunde de groote
stad onder het onophoudend aankomen en doortrekken van
infanteristen, cavaleristen, artilleristen; van paarden, wagens en
kanonnen, van honderden en honderden automobielen, van alles wat de
mobilisatie van een gansche veld-en-vestings-leger noodig heeft of met
zich mede sleept.
Wat al onverwachte en aangrijpende tafereelen woonden de heeren
Bollekens nu voortdurend bij! In hun zelfzuchtig bestaan van rijke
renteniers was de wereld tot nog toe voor hen tot het beperkt en
bekrompen kringetje hunner vaste, steeds herhaalde genoegens en
gewoonten afgebakend geweest; en nu woei daar eensklaps als een felle,
forsche adem overheen, die aan alles een nieuwe beteekenis en waarde
gaf. Zij voelden dat hun rijke-menschen-leven niets meer was, dat
gansch andere, nieuwe krachten hun omgeving beheerden en
beheerschten. Zij werden voor het eerst gewaar wat de vaderlandsliefde
was, dat ongekend gevoel 't welk tot dus verre voor hen slechts de
beteekenis eener van buiten geleerde schoolles had, en dat nu plotseling
bestónd, hoog en groot, in forsche schoonheid, diep-ontroerend en
tastbaar alles-overweldigend, sinds een gewetenlooze vijand met ruw
geweld den dierbaren geboortegrond had durven schenden. Meneer
Bollekens en zijn zoon, door nationale liefde bezield, stonden met
duizenden anderen uren lang op straat de vertrekkende soldaten toe te
juichen, terwijl de tranen in hun oogen kwamen en hun hart van
krijgshaftigen trots en glorie bonsde en gloeide.
Dat duurde zoo ettelijke dagen. Toen waren al de troepen weg en 't
gewone leven kreeg opnieuw zijn vroegere beteekenis. Wel hielden de
oorlogsberichten der couranten er aanhoudende spanning in, doch dat
gebeurde nu op verren afstand en van den eigenlijken oorlog was, in de
stad die meneer Bollekens bewoonde, voorloopig niets meer te
bemerken.
* * * * *
Wat was er dan ook wel veranderd? Feitelijk niets. Meneer Bollekens
vader was van zijn eerste emotie heel en al bekomen; meneer Bollekens
zoon had zich kunnen overtuigen dat der knappe meid geen ongeval
was overkomen; de keukenmeid, een enkel oogenblik van streek toen
haar meester zijn avondmaal weigerde, was weer geheel de oude en
kookte lekkerder dan ooit te voren; alles, álles in hun leven was 't
zelfde gebleven en zij gingen zelfs weer geregeld met het rijtuig naar
de mooie buitenplaats; niets was veranderd behalve de Rosbach, de
vroeger zoo gezellige, nu kort en klein geslagen Rosbach, die met haar
dicht-gespijkerde deur en ramen een droevig toonbeeld van vernieling
en verlatenheid geworden was.
Bollekens vader en zoon, evenals de dikke notaris, evenals al de andere
trouwe stamgasten, waren nu verwoed op de Rosbach, hadden geen
woorden van verachting en van haat genoeg om er de Rosbach mee te
brandmerken. Die schandelijke spionnen, die gemeene bandieten, wat
hadden zij hun trouwe, vaste klanten, die jarenlang hun beste vrienden
waren, bedrogen en verraden! Allerlei tegenstrijdige geruchten waren
in omloop: de baas en zijn vrouw waren werkelijk gëarresteerd en
beiden op een vroegen ochtend in het park gefusilleerd; de baas was
gëarresteerd en gefusilleerd, maar zijn vrouw was in
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.