Noorwegens Letterkunde in de Negentiende Eeuw | Page 4

R.C. Boer
opstaat. De revolutie is daarom een overwinning van het goddelijk beginsel. Het boek wordt daarom ook door den dichter een "bijbel der republikeinen" genoemd.
Vraagt men naar de beteekenis van het werk, dan dient men te onderscheiden tusschen dat, wat het voor de wereldlitteratuur beteekent, en wat het voor Noorwegen geweest is. Nieuwe gedachten heeft het aan de menschheid niet gegeven, en de onbeholpen vorm heeft ook niet bijgedragen, om het buiten 's lands grenzen bekend en geliefd te maken. Maar voor Noorwegen was vooreerst reeds dit een gebeurtenis, dat een gedicht van zulk een omvang verscheen. En het genre was nieuw, en de gedachten waren in den geest van den tijd. Ook sprak geestdrift uit iedere bladzijde. Wel waren de lofzangers talrijker dan de lezers--Wergeland wordt nog steeds weinig gelezen--, maar de heftige toon, die tegen potentaten werd aangeslagen, won voor het boek toch vele vrienden, en de kritiek, die onverwacht op zeer mondigen toon tegen het gedicht optrad, en waarover hieronder meer zal gezegd worden, maakte het tot een evenement, tot een voorwerp van strijd. Reeds dit, dat er strijd over een litteratuurwerk werd gevoerd, was een novum.
Voor de ontwikkeling der Noorweegsche dichtkunst heeft Skabelsen, Mennesket og Messias, gelijk de geheele productie van Wergeland, groote beteekenis. Want zijn stijl is geheel nieuw. De klassieke rust der voorafgaande periode is verdwenen, de dichter is in ademlooze beweging; zijn werk is over ende over gevuld met beelden, die elkander verdringen, in den regel zóó snel, dat de duidelijkheid eronder lijdt, maar men krijgt toch den indruk van een machtig persoon, die veel te zeggen heeft,--soms echter ook zóó veel, dat hij valt over zijn woorden. Er is storm in het gedicht, en storm was het juist, waaraan behoefte gevoeld werd.
In de volgende jaren heeft Wergeland buitengewoon veel geschreven, een groot aantal lyrische gedichten, verder gedichten in dramatischen vorm (o.a. Papeg?ien, Stockholmsfareren, Den Konstitutionelle, Barnemordersken e.a.), vertellingen in verzen (Jan van Huysums Blomsterstykke, Den engelske Lods), verhandelingen over politiek, geschiedenis (Norges Konstitutions Historie), moraal, taalhervorming en vele andere zaken. Naarmate hij eenigszins tot rust komt, geraakt hij ook tot grooter helderheid, en hij heeft dingen geschreven, die men thans nog met een niet uitsluitend historisch doel kan lezen. Zijn beteekenis is echter niet alleen in zijn geschriften gelegen, maar ook in zijn leven met zijn volk en zijn rustelooze werkzaamheid voor algemeene belangen, als daar waren, verlichting, uitbreiding van vrijzinnige denkbeelden, ook practische verbeteringen, bij voorbeeld de emancipatie der Joden. Het werk voor verlichting hangt samen met de houding, die hij en zijn geestverwanten tegenover den boerenstand aannamen. Door de vrijzinnige staatsinrichting van 1814 waren de boeren geroepen om regeerders te worden, maar de Noorweegsche boerenstand was een in onwetendheid verzonken menigte; het was noodig, haar kennis bij te brengen, om haar in staat te stellen, werkelijk de taak op zich te nemen, die voorloopig nog slechts in naam de hare was. Zooveel hij kon, heeft Wergeland dit doel gediend. Een korten tijd heeft hij de smart der impopulariteit gevoeld; het was, toen hij in het jaar 1838 een jaargeld aannam van Carl Johan,--inderdaad een inconsequente handelwijze voor den dichter van een bijbel der revolutiemannen, die gewoon was op "tyrannen" af te geven. Zijn vijanden hebben hem om die reden streng veroordeeld, en hij verloor bij die gelegenheid ook vele vrienden. Maar allengs verbeterde de stemming weer, en toen hij stierf, werd zijn dood gevoeld als een nationaal verlies.
Het verschijnen van Wergelands hierboven besproken gedicht gaf aanleiding tot het eerste optreden van zijn tijdgenoot en antipode Welhaven. Welhaven was in Bergen geboren (1807) en stamde uit eene aristocratische ambtenarenfamilie, die de verbinding met Denemarken en de Deensche cultuur had aangehouden. Zijne moeder was een nicht van den Deenschen dichter P.A. Heiberg, den vader van den dichter-philosoof J.L. Heiberg. Met deze beiden, vader en zoon, had Welhaven de polemische gave gemeen. Als student behoorde Welhaven tot een clique rustige jonge menschen met aesthetische neigingen; het lawaai dat de Noorsche patriotten maakten, was dezen menschen een doorn in het oog. Men uitte zijn patriottisme door een eeuwig bluffen op de bijzondere qualiteiten van den Noorweegschen "odelsbonde" (d.i. de boer, die bezitter van zijn goed is), en daarmee ging een smalen gepaard op wat vreemd, vooral op wat Deensch was. In de politiek was Zweden de bête noire geworden; in zaken van cultuur was het nog steeds Denemarken.
Het patriottisme uitte zich ook in het verbod, om kleeren te dragen of voorwerpen te gebruiken, die niet in Noorwegen gemaakt waren. En voorts in straatoploopen en andere luidruchtige manifestati?n. De aanvoerder van die bende onrustige lieden was Wergeland. En deze man vermat zich nu ook, dichter te zijn en de stad te overstroomen met smakelooze verzen. Het verschijnen van Skabelsen, Mennesket og Messias deed den emmer overloopen; het gaf aanleiding tot een gedicht van Welhaven, waarin deze
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 68
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.