Noorwegens Letterkunde in de Negentiende Eeuw | Page 5

R.C. Boer
Wergeland zijn "razen tegen het verstand" verweet. Een heftige pennestrijd volgde; de concurrenten vervolgden elkander met epigrammen. Meer dan eenmaal afgebroken, werd deze strijd daarna met nieuwe heftigheid voortgezet.
Wat men het minst zou verwachten, is echter, dat hij een blijvend resultaat heeft opgeleverd. Voor Welhaven verloor de veete op den duur het persoonlijk karakter, dat zij een tijd lang aannam; het werd voor hem een strijd om beginselen. Wergeland werd steeds meer voor hem de representant eener geestesrichting, die hij verfoeide, en zoo treedt in plaats van de epigrammen tegen den vijand de kritiek op het Noorwegen van dien tijd. Op deze wijze is het merkwaardige gedicht tot stand gekomen, dat Norges D?mring (De Schemering van Noorwegen) heet.
Een grooter tegenstelling dan die tusschen Skabelsen, Mennesket og Messias en Norges D?mring, laat zich niet denken. In Norges D?mring voor het eerst wordt de taal van het jonge Noorwegen tot het voertuig van scherpe gedachten en scherpe polemiek. Het gedicht bestaat uit 76 sonnetten; de vorm is meesterlijk.
Zoowel in de beheersching van taal en metrum, als in den gedachtengang herkent men den voorlooper van Ibsen. Een somber beeld van Noorwegen krijgen wij hier te zien, een gansch andere schildering, dan die, welke de patriotten gewend waren te geven. Groot en sterk is het land, krachtig en dreigend verheffen de rotsen zich uit zee en nevel. Maar tusschen die rotsen zijn plekken, door de natuur begunstigd en rijk gemaakt. Hoe staat het nu met de bewoners? Heeft het volk oog voor de schoonheid der natuur? Neen, zijn geheele belangstelling is bij de zorg voor den dag van morgen, bij visch, bij vee, bij planken. Geen vleugelslag, geen zang, geen verheffing. De dichter bezoekt in gedachte de verschillende steden van het land: Kristiania, Kristiansand, Bergen, Trondhjem;--nergens vindt hij een spoor van geestelijk leven. Wat hij wel vindt, is bluf. Men bluft op de voorvaderen, maar wat helpen al die groote herinneringen, wanneer zij niet tot eigen daden aansporen? En welken zin heeft voorts het geschreeuw der ultra-noorsche patriotten om vrijheid? Dat is slechts een naschreeuwen van hetgeen in groote landen geroepen wordt. Doch men vergeet, dat ginds, in die landen, iets is, om tegen te vechten; daar is dwingelandij en er is dus grond voor krijgsgeschreeuw. In Noorwegen echter bezit men alle burgerlijke vrijheid, die denkbaar is. Wat hier ontbreekt, is de vrijheid des geestes, de wil om te luisteren naar betere klanken dan dat zinnelooze gebrul. De schreeuwers regeeren; de overigen gaan ongestoord voort, zich alleen om eten en drinken te bekommeren. Slechts in de hoop, dat eenmaal daad zal worden, wat nu woorden zijn, zoekt de dichter troost[2]. Adeldom verplicht. De hooge Saga (d.i. de geschiedenis, die de daden der voorvaderen bericht) vliegt over de bergen en fjorden met haar waarschuwend woord, waarover het volk zich verwondert:
"Din Hjemstavn, Bonde! er en heilig Jord; hvad Norge var, det maa han engang vorde paa Land, paa B?lge og i Folkerang."
(Uw land, boer, is een heilige grond; wat Noorwegen was, dat moet het eenmaal worden, op land, op de golven en in de rangorde der volken).
Norges D?mring is zelf een daad geweest en heeft het zijne er toe bijgedragen, Noorwegen i folkerang te doen worden, wat het eenmaal was. Een daad is het gedicht in de eerste plaats als uitdaging aan de massa van den moedigen man, die alleen durft te staan. Welhaven kreeg ook te voelen, dat hij den hoop uitgedaagd had. Een tijd lang was hij ongeveer vogelvrij. Op een avond werd iemand, die op hem geleek, door een troep gemeen afgeranseld.
Een daad was Norges D?mring niet minder in de litteratuur. Hier werkt die daad pas laat na. Maar de snaren, die eenmaal aangeroerd waren, klonken door, en zij zijn later opnieuw gebruikt, om melodie?n te laten hooren van gelijken aard maar met nog forscher klank.
Voor het hedendaagsche Noorwegen behoort de strijd tusschen Wergeland en Welhaven altijd nog eenigszins tot den strijd van den dag. In de uitvoerigste "Literaturhistorie" van Noorwegen van Henrik J?ger kan men het verwijt aan Welhaven lezen, dat hij zijn tijd niet begreep, dat de groote dingen, die om hem heen gebeurden, hem koud lieten. En ongetwijfeld is dit waar, dat de politieke ontwikkeling, die Noorwegen in de 19e eeuw heeft doorgemaakt, en de volkomen afscheiding van Zweden nauwer samenhangen met de dingen, waarvoor Wergeland ijverde, dan met de kritiek van Welhaven. Maar een dichter, die tegen den tijdgeest opkomt, is niet altijd een achterblijver of een slechte verstaander, en zeker is het, dat zonder de zelfkritiek, waartoe Welhaven aanspoort, op den duur evenmin resultaten, ook politieke, zouden bereikt zijn dan zonder het sterke, maar tot bravade geneigde enthousiasme van Wergeland. Voor de latere litteratuur zijn beiden baanbrekers geweest. En de beide typen zijn in Noorwegen inheemsch. De veelzijdigheid en de vruchtbare fantasie van Wergeland, en ook zijn behoefte,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 68
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.