Noli me tangere | Page 3

José Rizal
pastoor van Binondo, en in vroeger jaren was hij professor geweest aan San Juan de Setr��n. Hij had de roep van een volleerd spreker, en wel zoo zeer, dat in de tijden, waarin de zonen van Guzm��n [2] het waagden in spitsvondigheden den strijd aan te binden met de wereldlijken, de bekwame woordvechter B. de Luna hem nooit van zijn stuk had kunnen brengen of vastzetten: de fijne bewijsvoering van Fray Sibyla liet hem een figuur slaan als de visscher, die alen met strikken wilde vangen. De dominikaan sprak weinig, en scheen zijn woorden te wegen.
De ander daarentegen, die Franciskaner was, sprak druk en gesticuleerde nog meer. Ten spijt van zijn haren, die reeds grijs begonnen te worden, scheen zijn stevig gestel zich goed te houden. Zijn regelmatige trekken, zijn weinig geruststellende blik, zijn breede kaken en herkulische vormen gaven hem het aanzien van een vermomd Romeinsch patrici?r en onwillekeurig herinnerde hij u aan een van de drie monniken, waarover Heine spreekt in zijn "Goden in ballingschap", die op de September-nachtevening, ginds in Tyrol, te middernacht in een bootje een meer over voeren, en telkens in de handen van den armen veerman een zilveren munt achterlieten, koud als ijs, hetwelk hem met ontzetting vervulde. Evenwel was Fray D��maso niet geheimzinnig zooals zij: hij was vroolijk, en hoewel zijn stem bruusk klonk, als van een man, die nog nooit verlegen gestaan heeft, die al wat hij zegt voor heilig en onverbeterlijk houdt, zijn opgewekte en vrijmoedige lach wischte dezen onaangenamen indruk dadelijk uit, en zelfs zag men zich gedwongen hem te vergeven, dat hij daar in de zaal een paar voeten zonder sokken en behaarde beenen vertoonde, die stellig een fortuintje zouden opgebracht hebben aan een Mendieta op de kermissen van Quiapo. [3]
Een der burgers, een klein manneke, met een zwarte baard, had als eenige merkwaardigheid zijn neus, die naar zijn afmetingen te oordeelen, niet van hem kon wezen; de ander, een blond jongmensch scheen kortelings in 't land aangekomen te zijn; met deze voerde de Franciskaan een levendige woordenwisseling.
"U zult 't zelf wel zien", zeide de monnik, "wanneer u maar eens een paar maanden langer in 't land bent, zult u 't wel met mij eens zijn, dat het heel wat anders is in Madrid te regeeren, of hier in de Filippijnen te wezen."
"Maar..."
"Ik bijvoorbeeld," ging Fray D��maso voort, de stem verheffende, om den ander niet aan 't woord te laten, "ik die al drie-en-twintig jaren pisang en rijst eet, ik kan er met gezag over meepraten. Kom me niet voor den dag met theorie?n en beweringen. Ik ken de inlanders. Ga nu 's na. Nauwelijks was ik hier in 't land, of ik werd geplaatst op een dorp, wel klein, maar zeer werkzaam voor zijn landbouw. Ik kende toen nog niet goed Tagaalsch, maar ik nam de vrouwen al de biecht af, en we verstonden elkaar, en ze hielden ten slotte zooveel van me, dat, drie jaar later, toen ik naar een grooter dorp werd overgeplaatst, dat vacant was gekomen door den dood van den inlandschen pastoor, al die vrouwen begonnen te schreien, me met geschenkjes overlaadden, en met muziek uitgeleide deden..."
"Maar dat bewijst toch alleen..."
"Wacht u toch even! Niet zoo haastig oordeelen! Hij die me opvolgde, bleef korter, en toen die heenging kreeg hij nog meer uitgeleide, meer tranen en meer muziek, en dat terwijl hij meer ranselde, en de parochie-gelden opgeslagen had tot het dubbele van vroeger."
"Maar u zult mij veroorloven..."
"Ik zal u meer zeggen: in 't dorp San Diego ben ik twintig jaren geweest en ik ben er eerst enkele maanden... uit" (hier scheen hij te ontstemmen). "Twintig jaren--dat zal niemand me tegenspreken--zijn meer dan genoeg om de menschen op een dorp te leeren kennen. San Diego had zes duizend zielen, en ik kende iederen bewoner, alsof ik hem gebaard en gezoogd had: ik wist aan welken voet deze mank ging, waar een ander de schoen wrong, wie 't hof maakte aan dit of dat meisje, welke mistappen dit gedaan had en met wie, wie de ware vader van 't kind was enz.; ik nam immers ieder levende ziel de biecht af, en ze wachtten zich wel, om hun plicht te verzuimen. Laat Santiago, onze gastheer 't maar zeggen, of ik lieg. Hij heeft daar veel land en daar hebben wij vriendschap gesloten. Nu goed, hoor nu 's, hoe die inlanders zijn: toen ik heenging deden me te nauwernood een paar oude vrouwtjes en eenige geestelijke broeders uitgeleide. En dat terwijl ik er twintig jaren geweest was!"
"Maar ik zie niet in wat dit te maken zou hebben met de vrijmaking van 't tabaks-monopolie," antwoordde de blonde jongeman, gebruik makende van een pauze, gedurende welke de Franciskaan zich een glaasje sherry inschonk.
Fray D��maso liet vol verbazing bijna zijn glas vallen. Hij bleef een oogenblik het jong mensch
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 169
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.