Nieuwe Bloemlezing uit de dichtwerken van J.J.L ten Kate | Page 5

J. J. L. ten Kate
te verwachten en te
ontbeeren?....
O, laat het lang en God ter eere bloeien,
Dat Paradijs dat opging in
uw ziel!
Laat lang daar 't licht des stillen weemoeds gloeien,
Een
straal gelijk die uit den Hemel viel!
De beelden, die daar zeegnende
U omzweven,
Zijn diep verwant aan 't innig zielenleven.
Vaar moedig voort op zuivren toon te zingen!
Vervolg uw weg in 't
koele palmgeblaârt!
Wat waereldsch is, kan 't harte niet bedwingen;

Wat hemelsch is, stijgt vrolijk hemelwaart:
De zoete droomen, die
hier vroeg verstoven,
Hervinden wij verwezendlijkt daar Boven!
EEN LEVENSBEELD.
Als zefiers aâm de golfjens krult
En over 't zeevlak huppelt,
Als de
avondzon het schuim verguldt,
Dat op zijn oevers druppelt:
Dan breekt mijn blijdschap uit haar knop
Als 't bloemtjen uit heur
blaâren;
Ik klim de geele duinen op,
En volg den loop der baren.

Dan dansen mijn gedachten meê,
Dan dartlen mijn gepeizen
Met al
de golfjens van de zee,
Die altijd verder reizen.
Maar--als op eens de storm ontsteekt,
En met verwoede slagen
Den
kristallijnen spiegel breekt,
En bergen op doet dagen:
Dan vluchten al mijn droomen heen,
En zinken in de golven,
Als
drenkelingen éen voor éen
Verrast en overdolven!
Dan zie ik naar dat beter Blauw,
Waarin de starren drijven:
En
wensch mij boven 't wolkengrauw,
Om eeuwig daar te blijven.
Doorploeg' wien 't lust den wijden plasch
Met volgetaste barken!

En zeile hij naar 's waerelds as
Met uitgespannen vlerken:
Ik blijf aan 't strand! Ik zag in 't meir
Zoo menig een begraven;
En
zet me aan 's Heeren voeten neêr,
Niet verre van de haven!
I KORINTHEN I : 30.
"Uit Hem zijt gij in Christus Jezus, die ons geworden is wijsheid van
God en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing."
Angstig tastende als de blinden,
Doolde ik onophoudelijk voort:

Zoekend, zonder ooit te vinden,
Vragend, maar niet aangehoord:

Tot ik naar de Bron der waarheid
Jezus volgde, en Hem-alléen,
En
in onbewolkte klaarheid
Mij de Wijsheid Gods verscheen
Troosteloos van éen gereten,
Kwijnde mijn doemschuldig hart;

Maar in 't wroegende geweten
Bleef de prikkel mijner smart:
Tot ik
met mijn zielewonden
Naar het kruis van Jezus ging,
En in ruil
voor al mijn zonden
Zijn gerechtigheid ontfing!
'k Zocht de lauwerkrans te plukken,
Die de deugd haar Priestren biedt:

Menig zonde deed ik bukken,
Maar het harte bukte niet:
Tot de

valsche lauwren dorden,
Tot de Geest, dien Jezus geeft,
Hier dat
nieuwe hart deed worden,
Dat naar Heiligmaking streeft!
Zielevreugd en boezemprangen
Wisslen ieder oogenblik:
'k Voel
een ongestild verlangen
Tot mijn allerjongsten snik.
Maar de Hoop
verguldt de zoomen
Van des waerelds nachtgordijn:
Jezus komt
eens--en volkomen
Zal dan mijn Verlossing zijn!
HET WOORD GODS.
Houd u met volstandig harte
Biddende aan uws Heeren Woord!

Onder 's waereld smaad en smarte
Biedt het u een toevluchtsoord.

Schuil in Zijn beloftenissen
Met een stillen kinderzin!
't Zal uw
krank geloof verfrisschen,
't Stort u licht en leven in.
Hemelvreugde doet het bloeien
In het hart tot God gekeerd.

Hemelvuurvlam doet het gloeien,
Die verwarmt maar niet verteert.

Kiemen, die verstorven lagen,
Spruiten onverganklijk voort;
Alles
zal hèm vruchten dragen,
Die gezaaid heeft met Gods Woord!
't Is een straal uit Hooger Sfeeren,
Die des waerelds nacht verblijdt.

't Is de sterke hand des Heeren,
Die ons vasthoudt in den strijd.
Alle
steunsels mogen wijken,
Dit weêrstaat de zwaarste last.
Vreest uw
scheepjen voor bezwijken,
Eeuwig houdt dit anker vast.
Laat des Heeren Woord u laven!
Laat het schijnen voor uw voet!

Zelfs de bange nacht der graven
Wordt verhelderd door zijn gloed.

Blijf aanbidden en gelooven!
Sta uw besten schat niet af!
Laat u 's
Waerelds haat niet rooven
Wat u 's Hemels liefde gaf!
Houd het vast!--Ach, hier beneden
Is al 't andre wind en waan,

IJdelheid en ijdelheden,
Pas ontloken of vergaan!
Bloesems, die het
oog verkwikken,
Dorren in des plukkers hand:
Alles duurt hier
oogenblikken--
's Heeren Woord houdt eeuwig stand!

Altijd rijker vloeit het leven
Uit die Levensbron u toe:
Zij wordt
nimmer moê te geven,--
Wordt gij 't nemen nimmer moê!

Onderzoek met stille bede,
Dat des Heeren Geest u leid'!
Dan geniet
ge in 's Heeren vrede
't Voorgevoel der zaligheid!
HET ONTWAKEN.
ZIJ.
Die sluimering deed u goed?
HIJ.
Uitnemend goed.
'k Herinner mij zelfs uit mijn vroege jeugd
Geen
slaap zoo vast, zoo hartverkwikkend zoet.
Onze oude goede vader--of
u 't heugt--
Wanneer hij 's morgens in de kamer trad,
Placht op de
vraag, "hoe hij geslapen had,"
Te zeggen: "Als een zalige!" Welnu,

Dat zelfde vroolijk antwoord geef ik u.
Ook ik sliep als een zalige, of
veeleer
Ontwaakte ik als een zalige! Overal
Voel ik nieuw leven, of
ik nimmermeer
Vermoeienis noch slaap meer kennen zal.
Een
frissche kracht vloeit door mijn aadren heer
Daar is een wondre
vlugheid in mijn leên,
Als droegen mij onzichtbre vleuglen voort

Waarheen ik wil...
ZIJ
Wat dunkt u van dit oord?
HIJ
Zie, wij genoten menig lieflijk uur
Te midden van den Lusthof der
Natuur:
Maar nooit begroette mijn bewondrend oog
Een plekjen
gronds, zoo onuitspreeklijk rijk.
Ha, welke boomen! Waarlijk,
hemelhoog!
Zij dragen vrucht en bloesem te gelijk.
Ik hoor den
wind, die door de twijgen ruischt,
En 't klinkt daarbij zoo lieflijk uit
hun top,
Als ware er heel een zangrig choor gehuisd.
En achter hen,

daar rijzen bergen op,
Klaar afgeteekend tegen 's hemels trans,

Somtijds bezocht door wolken, waar de glans
Van morgenrood en
avondzonnegoud
Zich mengelt tot een wisslend licht en bruin.
En
door den blanken nevel op hun kruin
Weêrblinkt een Stad, uit
kristallijn gebouwd,
Met torens en paleizen, heerlijk schoon.
En
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 23
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.