Nieuwe Bloemlezing uit de dichtwerken van J.J.L ten Kate | Page 6

J. J. L. ten Kate
verging:?'t Is menig droeve dag en menig nacht?In tranen--maar waarom toch?--doorgebracht.?'t Is vreemd, maar waar, 't is of dit zelfde hart,?Dat anders zulk een teeder aandeel neemt?In alles, nu verstompt is voor de smart:?Het verst gevoel van lijden werd mij vreemd.
ZIJ.
Herinner u den zeventienden Maart.
HIJ.
Nu is op eens de nevel opgeklaard:?'t Was avond--juist!--een treurige avondstond.?Vier lange dagen waart gij krank geweest.?Ja, 'k weet het nog: wij hadden veel gevreesd,?Maar hoopten nog. 'k Zat bij uw veege spond.?Daar greep op eens een groote zwakte u aan.?Uw hoofd leunde op mijn borst--het gleed op zij'.?Een diepe zucht--en alles was gedaan....?Gij stierft. Gewis, gij zijt gestorven, gij!
ZIJ.
Ik ben gestorven, en gij ziet, ik leef.
HIJ.
Als gij gestorven zijt en 'k u mag zien,?Dan is het wel een droom, waarin ik zweef?
ZIJ.
Gij droomt niet, want gij waakt.
HIJ.
O, dan misschien?Zond God op aarde u uit den hemel ne��r,?Ach, voor een uur! en jaren achtereen?Blijf ik met al mijn tranen straks alleen!
ZIJ.
Neen, zeker niet: nu scheiden wij niet meer.?Gezonden werd ik wel, maar niet op aard.?Zie toch eens rond en zeg, zaagt ge ooit weleer?Zulke oorden, zulke bloemen, zulk een gaard??En zie u-zelven eens! Gij gingt gebukt?Van ouderdom: nu zijt gij jong--gij leeft?Een nieuw, frisch leven, dat uw hart verrukt:?Gij gaat niet maar: gij zegt het zelf, gij zweeft.?Uw oogen zien niet enkel: sluit ze toe,?Nog zien ze, tot in 't eindeloos verschiet.?Keer in u-zelf! Voelt ge uw herschepping niet,?Of was u ooit op aarde als thands te mo��?
HIJ.
Mijn hart is als een bodemlooze zee:?Bewogen, maar toch kalm, vol diepen vre��.?Ja, als ik rond mij zie, mij-zelv' herken,?Mijn hart doorvorsch, uw hand zoo teeder druk,?Vervult mij zulk een waereld van geluk,?Alsof ik zalig in den Hemel ben!
ZIJ.
Gij zijt het!
HIJ.
'k Moest dan eerst gestorven zijn...
ZIJ.
Gij zijt het! Hebt gij dan niet lang gesmacht?Op 't ziekbed, in mijn laatste kamerkijn,?Waar ge op uw eigen wensch wordt heengebracht??Heeft niet uw lieve zoon u dag en nacht?Zoo trouw verpleegd, zoo zorgelijk behoed,?Terwijl hij u geen oogenblik verliet??Zaagt gij dan nacht en dag den teedren groet?Dier oogen van uw lieve dochter niet,?Verdronken in een heeten tranenvloed,?Maar nooit geloken? Voer een zachte schok?Niet eensklaps als een huivring door uw le��n??En zeeg daar niet een nachtfloers om u heen,?Dat d'aanblik uwer kindren u onttrok?
HIJ.
Ik stierf!.... O Heer van levenden en do?n.?Ik dank U op mijn knie?n, dat ge aan mij?Uw wonder hebt volbracht, zoo groot, zoo schoon,?Dat ik, ook ik--O Heer! hoe goed zijt Gij!--?Niet sterven slechts, maar z��lig sterven mocht!?Gij weet, o Heer! hoe menigmalen ik?Gepeinsd heb aan dat uiterst oogenblik,?En in 't gebed Uw aanschijn heb gezocht,?U smeekend, dat Gij-zelf--ik kon het niet--?Mij z��o mocht voorbereiden, dat de dood?Mij eenmaal zacht en zalig de oogen sloot!?Nu, Heer! Gij, die geen biddend hart verstiet!?Die be��, gelijk al de andren, werd bekroond.?Ook hier, als immer, hebt Ge U groot getoond?En heerlijk, vol van liefde en medelij'!?Wat eenmaal v��or mij stond, is nu voorbij.?Ik stierf, eer ik mijn sterven heb vermoed:?Ik ondervond slechts dit: de Dood is zoet!?Gelijk een Moeder 't ingesluimerd wicht?Uit de enge wieg in 't lieve lentelicht?Ter nederzet: z��o hebt Ge mij al zacht?Van de Aarde naar den Hemel heengebracht.--?En nu, mijn lieve! laat mij gaan....
ZIJ.
Waarheen?
HIJ.
Gij vraagt het nog? Tot wien dan Hem-alleen??'t Is alles hier zoo heerlijk: dat geboomt',?Die bloemenhof, dat blauwe luchtgewelf,?Dat water, dat verkwikkend nederstroomt,?Die morgenwind, zoo balsemvol, gij-zelf,?Gij, die ik steeds in 't weenend harte droeg,?En nu, na zooveel smarts, de mijne we��r!--?En echter is dit alles niet genoeg.?H��m moet ik zien, mijn Heiland en mijn Heer!?Hoe feestlijk Hij zijn blijden Hemel tooit,?De Hemel-zelf vergoedt Zijn afzijn nooit.?Hij maakte mooglijk wat onmooglijk was:?Hij ging niet heen eer Hij mijn hart verwon,?Hij liet niet af eer Hij mijn ziel genas,?Hij maakte dat ik zalig sterven kon!?Eer ik geboren werd, nam Hij mij aan....?Waar is nu de Aard? Daar draait ze, een kleine ster?In welk een nacht gewikkeld, en hoe ver!?Ik zou niet gaarne op nieuw naar de Aarde gaan.?Hij daalde er ne��r--Hij deelde er onzen nood:?Hem heeft in 't stof gehongerd en gedorst,?Hij ving er in de Goddelijke borst?Alle angsten, alle pijlen van den dood!?O, scherpte Hij mijne oogen, dat ik toch?De diepten van Zijn lijden m��er doorzag'!?Mij kocht Hij op dien grooten stervensdag;?En wetend, hoe de zonde met bedrog?Hem 't Zijne zoekt te ontstelen, bleef Hij mij?Van de allervroegste kindschheid af nabij.?Van alles wat Zijn liefde voor mij deed,?Erkende ik daar beneden veel, maar nu?Erken ik toch al meerder; en ik weet,?Nog meer zal ik erkennen: want met u?Wil 'k alles overleggen--naderhand,?Thands niet!--ik ben ontroerd--mijn harte brandt--?Ik heb geen rust of duur eer ik Hem vond:?Ik wil Hem zien, Hem danken, als mijn mond?Nog danken kan, wanneer Hij v��or mij staat,?En dit mijn hoofd zal buigen aan zijn voet....?Hem danken, als maar niet in d' overvloed?Der vreugde ook zelfs 't gevoel van dank vergaat!...
ZIJ.
Gij zult Hem zien: maar
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 23
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.