hevig zou zijn, doch dit viel mee; de oever liep hier onder water blijkbaar hellend af en wij kwamen vrij zacht aan. Het duurde evenwel eenige uren eer wij ons los gemaakt hadden, door ons af te halen aan een zijwaarts uitgebracht werpanker. Het behoeft wel geen betoog, dat het uitbrengen van dit anker met stalen tros in gesleepte sloepen bij dezen zwaren stroom hoogst bezwaarlijk was; toen het anker eindelijk gevallen was, hield het niet in den grond, zoodat het gelicht en opnieuw, doch verder, uitgebracht moest worden. De tweede maal hield het; toen wij los waren scheelde het een klein beetje of wij waren opnieuw geboeid geraakt, doch ditmaal op de overliggende grintbank; wij liepen evenwel vrij, dicht langs Scholten-eiland.
Een voorbeeld van de kwade gevolgen, die zulk vastloopen kan hebben, hadden wij ettelijke maanden later, toen wederom de "Valk" bij dalenden waterstand vastraakte op een verlegden modderhoek bij Kerkhoven-eiland. Het schip had toen voor eenige maanden vivres in. In Pionierbivak waren wij ongeveer juist op het einde van onzen voorraad, de afstand was omtrent 95 K.M. en deze toestand duurde een kleine week; toelichting overbodig.
's Avonds om een uur of 5 ging het schip voor anker onder den lagen oever, waar goede ankergrond (modder) was en de stroom gering. De sloepen werden gestreken en het heele échelon naar den overwal gebracht, waar op een gunstig plekje bivak werd gemaakt. Het was toch noodzakelijk, dat ieder onder zijn klamboe sliep; om die allen te spannen, daarvoor was aan boord geen plaats. In het eerste bivak waren veel muskieten; wij waren hier nog in de lage moerassige vlakte, die zich vòòr het heuvelland tot de zee uitstrekt; de volgende bivaks ondervonden in dat opzicht reeds den goeden invloed van het heuvelland. Want wij hebben later steeds opgemerkt: waar de vlakte verdwijnt, verdwijnt ook de muskiet. [7]
Door de opvaart dien eersten dag door het muskietenterrein, zat ook het schip vol muskieten. Ofschoon dan ook ieder onder de klamboe sliep, waren er overdag en des nachts toch nog genoeg prikken ontvangen, om een behoorlijk aantal ge?nfecteerden (malaria) te krijgen.
De opvarenden van de "Valk" die, om het zoo maar eens uit te drukken, wel de lasten, doch niet de genoegens der Exploratie voelden, waren dan ook over de "groote rivier", die haar kwaden naam binnen de drie dagen eer aandeed, slecht te spreken. Toen wij voor Pionierbivak lagen, begonnen wij reeds koortsleiders te krijgen. Van het échelon van ± 70 man gingen er ± 25 aanstonds weer met de "Valk" stroomafwaarts, ge?vacueerd; twee dagen nadat het schip vertrokken was, waren alle drie de officieren ziek en lagen zij om beurten te bed. Onder de equipage van de "Valk" was ook menig ziektegeval voorgekomen en bij latere opvaarten van hetzelfde en andere Gouvernements-vaartuigen deden zich overeenkomstige gevallen voor. Wel merkwaardig niet of in geringe mate bij het stokerspersoneel, zoodat men zich onwillekeurig afvraagt of de hitte der vuren een gunstigen invloed heeft op de niet ontvankelijkheid voor infectie.
In het kort volgt hier de dienst der Gouvernements Marine, voor zoover die met de Exploratie verband hield. Die dienst was verdeeld over drie stoomschepen: de "Valk" en de "Albatros", beide van ongeveer 800 ton en de "Zwaan", die een 200 ton kleiner was. Die schepen waren beurtelings gedurende twee maanden ter beschikking van den Commandant van het Exploratie-Detachement. Wij richtten het zoo in, dat er ongeveer elke maand een verbinding met Ambon bestond, waarlangs ons vivres, uitrustingsmaterialen en de mail bereikten; daar tusschendoor had deze verbinding met Manokwari en het permanente bivak Kwawi plaats.
Ontmoetingen hadden wij niet vele bij het opvaren. Hier en daar passeerden wij kampongs. Zij lagen geheel anders dan aangegeven was op de oude kaart van Kerkhoven van 1884, wat ook geen wonder is, gezien het ambulante karakter der Papoea's.
Eén hutje kwamen we voorbij, waar een man en een vrouw ons, half verscholen in het geboomte, begluurden; ik vroeg me af, wat er wel moest omgaan in dit paar der wildernis bij het zien voorbijtrekken van zooveel onbekends, zooveel angstwekkends. Later, eenige uren boven Scholten-eiland, kwamen wij voorbij een dorp van een twaalftal hutten, waar de bevolking ons in groote verbazing, doch zonder vrees bekeek. Een groote zware kerel in een prauwtje kwam zelfs tot vlak langs het schip en riep ons onverstaanbare woorden toe. Men vergete niet, dat deze stammen het opvaren kunnen gezien hebben van de "Havik", van de Expeditie Franssen Herderschee en van die van De Wal. Enkele versierselen, als kralen en beenen armringen ontbraken ook hier niet; dit waren òf ruilartikelen afkomstig van de genoemde expedities, òf ze waren van af de Noordkust uit de handen van vogeljagers van stam tot stam gewandeld en hier terechtgekomen. [8]
Nog zij vermeld, dat ter hoogte van dezen kampong veel sagoboomen gezien werden. In verband met het feit, dat de kampong een half
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.