Nieuw-Guinee en de exploratie der | Page 6

L.A.C.M. Doorman
het rivierbed, hoewel breed, op sommige plaatsen zeer ondiep
door uitgebreide banken van rolsteenen, welke ook bij lagen waterstand
deels droogvallen, zoodat de stroom er sterk is en het water er kolkt.
Door de talrijke draaikolken ter plaatse luisterde de slechts zes mijl
loopende "Valk" moeilijk naar het roer; op een gegeven moment
werden eenige kolken den roerganger de baas; het schip liep zooals
men zegt "uit het roer" en werd door den stroom tegen den steilen
rotswand geworpen. Wij dachten, dat de schok hevig zou zijn, doch dit
viel mee; de oever liep hier onder water blijkbaar hellend af en wij
kwamen vrij zacht aan. Het duurde evenwel eenige uren eer wij ons los
gemaakt hadden, door ons af te halen aan een zijwaarts uitgebracht
werpanker. Het behoeft wel geen betoog, dat het uitbrengen van dit
anker met stalen tros in gesleepte sloepen bij dezen zwaren stroom
hoogst bezwaarlijk was; toen het anker eindelijk gevallen was, hield het
niet in den grond, zoodat het gelicht en opnieuw, doch verder,
uitgebracht moest worden. De tweede maal hield het; toen wij los
waren scheelde het een klein beetje of wij waren opnieuw geboeid
geraakt, doch ditmaal op de overliggende grintbank; wij liepen evenwel
vrij, dicht langs Scholten-eiland.
Een voorbeeld van de kwade gevolgen, die zulk vastloopen kan hebben,
hadden wij ettelijke maanden later, toen wederom de "Valk" bij
dalenden waterstand vastraakte op een verlegden modderhoek bij
Kerkhoven-eiland. Het schip had toen voor eenige maanden vivres in.
In Pionierbivak waren wij ongeveer juist op het einde van onzen
voorraad, de afstand was omtrent 95 K.M. en deze toestand duurde een
kleine week; toelichting overbodig.
's Avonds om een uur of 5 ging het schip voor anker onder den lagen
oever, waar goede ankergrond (modder) was en de stroom gering. De
sloepen werden gestreken en het heele échelon naar den overwal

gebracht, waar op een gunstig plekje bivak werd gemaakt. Het was toch
noodzakelijk, dat ieder onder zijn klamboe sliep; om die allen te
spannen, daarvoor was aan boord geen plaats. In het eerste bivak waren
veel muskieten; wij waren hier nog in de lage moerassige vlakte, die
zich vòòr het heuvelland tot de zee uitstrekt; de volgende bivaks
ondervonden in dat opzicht reeds den goeden invloed van het
heuvelland. Want wij hebben later steeds opgemerkt: waar de vlakte
verdwijnt, verdwijnt ook de muskiet. [7]
Door de opvaart dien eersten dag door het muskietenterrein, zat ook het
schip vol muskieten. Ofschoon dan ook ieder onder de klamboe sliep,
waren er overdag en des nachts toch nog genoeg prikken ontvangen,
om een behoorlijk aantal geïnfecteerden (malaria) te krijgen.
De opvarenden van de "Valk" die, om het zoo maar eens uit te drukken,
wel de lasten, doch niet de genoegens der Exploratie voelden, waren
dan ook over de "groote rivier", die haar kwaden naam binnen de drie
dagen eer aandeed, slecht te spreken. Toen wij voor Pionierbivak lagen,
begonnen wij reeds koortsleiders te krijgen. Van het échelon van ± 70
man gingen er ± 25 aanstonds weer met de "Valk" stroomafwaarts,
geëvacueerd; twee dagen nadat het schip vertrokken was, waren alle
drie de officieren ziek en lagen zij om beurten te bed. Onder de
equipage van de "Valk" was ook menig ziektegeval voorgekomen en
bij latere opvaarten van hetzelfde en andere Gouvernements-vaartuigen
deden zich overeenkomstige gevallen voor. Wel merkwaardig niet of in
geringe mate bij het stokerspersoneel, zoodat men zich onwillekeurig
afvraagt of de hitte der vuren een gunstigen invloed heeft op de niet
ontvankelijkheid voor infectie.
In het kort volgt hier de dienst der Gouvernements Marine, voor zoover
die met de Exploratie verband hield. Die dienst was verdeeld over drie
stoomschepen: de "Valk" en de "Albatros", beide van ongeveer 800 ton
en de "Zwaan", die een 200 ton kleiner was. Die schepen waren
beurtelings gedurende twee maanden ter beschikking van den
Commandant van het Exploratie-Detachement. Wij richtten het zoo in,
dat er ongeveer elke maand een verbinding met Ambon bestond,
waarlangs ons vivres, uitrustingsmaterialen en de mail bereikten; daar

tusschendoor had deze verbinding met Manokwari en het permanente
bivak Kwawi plaats.
Ontmoetingen hadden wij niet vele bij het opvaren. Hier en daar
passeerden wij kampongs. Zij lagen geheel anders dan aangegeven was
op de oude kaart van Kerkhoven van 1884, wat ook geen wonder is,
gezien het ambulante karakter der Papoea's.
Eén hutje kwamen we voorbij, waar een man en een vrouw ons, half
verscholen in het geboomte, begluurden; ik vroeg me af, wat er wel
moest omgaan in dit paar der wildernis bij het zien voorbijtrekken van
zooveel onbekends, zooveel angstwekkends. Later, eenige uren boven
Scholten-eiland, kwamen wij voorbij een dorp van een twaalftal hutten,
waar de bevolking ons in groote verbazing, doch zonder vrees bekeek.
Een groote zware kerel in een prauwtje kwam zelfs tot vlak langs het
schip en riep ons onverstaanbare woorden
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 58
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.