onzer volkskultuur
Praehistorie. Kelten. Germanen. Romeinen. Christendom.
II. Dorp en dorpsgebied
Allmende. Nederzettingen in dorpen. Eschdorpen. Terpdorpen.
Streekdorpen of rijdorpen. Straatdorpen. Dijkdorpen. Duindorpen.
Groepdorpen. Afzonderlijke hoeven. Steden.
III. De boerenwoningen
Het huis. Het Saksische type. Hooibergen. Het Friesche type. Het
Frankisch-Keltische of langgevel-type. Het Frankisch-Romeinsche
type.
IV. Volkstypen en kleederdrachten
Het somatische volkstype. Het psychische volkstype. Kleederdracht en
versierselen. Oorijzer. Naald. Zeeuwsche knoop. Huifmuts.
Tweede Hoofdstuk. De Volksreligie
I. Volksreligie en geestenwereld
Natuurlijke en historische laag. Animisme. Germaansche Mythologie.
Elfen. Witte Vrouwen. Dwergen of aardmannetjes. Kaboutermannetjes.
Meerminnen. Boschnimfen. Wilde Jacht. Weerwolf. Mare. Heksen.
Hoefijzer. Zout. Dwaallicht. Vuurman. Spook en spookdier. Reuzen.
Romeinsche Mythologie. Keltische Mythologie. Christendom.
Kerstputten. Duivel. Klokken.
II. De volksfeesten
Joelfeest. Bevruchtingstijdperk. Sint Maartensdag. Sint Maartensvuur.
Noodvuur. Sint Maartensliedjes. Varkensslachten. Sint Maartensgans.
Gaarde. Sint Katharina. Sint Andries. Sint Elooi. Sint Barbara. Sint
Nikolaas. Schoenzet-liedjes. Sint Lucia. Guldenmis. Sint Thomasdag.
Kerstmis. Roos van Jericho. Kerstblok. Kerstboom. Gebaksvormen.
Sint Stefanusdag. Sint Jan Evangelist. Allerkinderen. Oudejaarsavond
en Nieuwjaarsdag. Nieuwjaarsliedjes. Driekoningendag.
Driekoningenliedjes. Kaarsjespringen. Boonenkoeken koningsbrieven.
Sint Pontianus- en Sint Agnesdag. Vrouwkesavond. Koppermaandag.
Antonius-abt. Sint Sebastianus. Pauli Bekeering. Maria Lichtmis.
Klootschieten. Sint Blasius. Vastenavond. Maskerade.
Vastenavondkoeken. Vastenavondliedjes. Haanslaan en gansrijden.
Vastenavondvuur. Strarijden. Asch woensdag. Fakkelzondag.
Kwenezondag. Laetare. Sint Pieter-in-den-Winter. 1 Maart.
Gregoriusdag. Sint Geertrui. Lentefeest. Meiboom. Palmzondag.
Palmpaasch. Palmpaaschrijmpjes. Kalfdag. Witte Donderdag. Goede
Vrijdag. Goede Zaterdag. Paaschdag. Paaschei. Paaschvuur.
Paaschbrood. Vlöggelen. Paaschmaandag. Beloken Paschen. Natte
Paschen. 1 April. Meidag. Meitaksteken. Meiliedjes. Meifluitjes.
Meigilden. Meileeste. Hemelvaartsdag. Luilak. Pinksteren.
Pinksterbloem. Nustekook. Pinksterkroon. Tweede Pinksterdag.
Pinkstergilden. Sint Jan de Dooper. Sint Janstak. Sint Jansvuur. Petrus-
en Paulusdag. Rozenhoed. Sint Marten-in-den-Zomer.
Maria-Hemelvaart. Bedevaarten. Maria-Geboorte. Michielsdag.
Allerheiligen. Allerzielen. Sint Hubertusdag.
Derde Hoofdstuk. Het Privaatleven
I. Geboorte, doop, kindsheid
De geboorte. Ooievaar. Bronnen en boomen. Zwangerschap.
Levensboom. Scheidings- en opnamegebruiken. Doopsel. Kerkgang.
Kinderziekten. Wiegeliedjes. Loopen en spreken. Schootliedjes.
Knieliedjes. Kinderspel. Hoorspel, gezichtspel, gevoelspel. Speeldrift.
Loopspelen. Springspelen. Dansspelen. Werpspelen. Balspelen.
Bolspelen. Ambachtspelen. Schommelspelen. Knikkerspelen.
Tolspelen. Hoepel- en vliegerspelen. Sneeuw- en ijsspelen. Lutje leeft
nog. Vindings- en schenkingsrecht. Eerste schooldag. Eerste
Kommuniedag.
II. Liefde en huwelijk
Minnen en werven. Liefde-orakels. Vrijstemarkten. Kweesten en
strunen. Dorhoed. Ketelmuziek. Volksrechtspraak. Verloving.
Huwelijksdag. Ontwikkelingsgeschiedenis van het huwelijk. Noodigen
ter bruiloft. Huwelijksmei. Heemgeleide. Het opeischen en schutten der
bruid. Haalleiden. Het zich verbergen der bruid. Bruiloftsmaal.
Huilbier.
III. Het huiselijk verkeer
Introuwen. Gebed. Voedsel. Het familiefeest. Kermis. Schuttersgilden.
Vogelschieten. Draaksteken. Spinning.
IV. Landbouw en veeteelt
De buurtschap. Verhuizen. Vuurbeuten. Schildverteren. Bier(maal).
Zaaien. Koorndaemon. Graanoogst. Oogstlied. Laatste schoof.
Oogstkrans. Hanenslaan. Martelgans. Arenlezen. Dorschen. Dorschlied.
Laatste slag. Hooi-oogst. Zwaluwliedjes. Vlasoogst, hopoogst,
zaadoogst. De fooi. Veeteelt.
V. Ziekte, dood, begrafenis
Ziekte. Dood. Scheidingsgebruiken. Uitlichten. Laatste snik. Lijkstroo.
Lijkplank. Doodskleed. Openen en luiken der vensters. Stroowisschen.
Doodenwake. Overluiden. Het kisten. Lijkdeur. Begrafenis. Lijkstoet.
Lijkweg. Doodenmei. Op het kerkhof. Lijkmaal. Uitvaartbrood.
Levenslicht. Rouwtijd. Graftooi.
Vierde Hoofdstuk. De Volkstaal
Inleiding
I. Het taaleigen
Het Friesche taaleigen. Het Saksische taaleigen. Het Frankische
taaleigen. Woordenschat en syntaxis. Analytische richting.
Woordvorming. Woordvoorraad en semantiek. Zinsbouw. Emphatisch
karakter.
II. Onze plaatsnamen
Inleidend overzicht over persoons- en geslachtsnamen. Keltische
plaatsnamen. Romeinsche plaatsnamen. Germaansche plaatsnamen.
Huisnamen. Landerijen. Dorpen en steden. Stambepalende waarde der
plaatsnamen. Straatnamen. Klemtoon. Spotnamen van steden en
dorpen.
Vijfde Hoofdstuk. De Volkskunst
Inleiding
I. Raadsels en spreekwoorden
Raadsels. Beschrijvende raadsels. Verhalende raadsels. Kwelraadsels.
Letterraadsels. Raadselsprookjes. Spreekwoorden. Stafrijmen.
Eindrijmen. Halve rijmen. Rijmlooze wederwoorden. Saksische
spreekwoorden. Friesche spreekwoorden. Frankische spreekwoorden.
Christelijke spreekwijzen. Apologische spreuk. Apologisch
dierenspreekwoord. Psychologie der spreekwoorden. Volksluim.
Volksluim bij plaatsnamen miet of zonder woordspeling. Spotrijmpjes
op steden en dorpen. Spotrijmpjes op voornamen en familienamen.
Spotrijmpjes op standen en ambachten. Spotrijmpjes op gebreken en
mismaaktheden. Wat de klokken vertellen. Uien.
II. Sprookjes, sagen en legenden
Sprookje, sage, legende. Het sprookje. De bakermat der sprookjes.
Grimm, Benfey, Cosquin, Bédier, Bastian, Aarne. Sprookjesmotieven.
De dierenwereld in het sprookje. Het draakmotief. De dankbare visch.
De drie wenschen. Het dierensprookje. Het verzamelmotief.
Ethnologische motieven. Het Polyfemusmotief. Het
Klein-Duimpjesmotief. Het verhaal van de Twee Broeders. Mythische
motieven. Verlossingsmotief. Vormveranderingen. Tooverij en
onwondbaarheid. Droommotieven. Wensch-, vergeet- en raadselmotief.
Karaktermotieven. Asschepoester. Karakteristiek van het
Nederlandsche sprookje. Kwelsprookjes. De sage. Mythische sagen.
Spook- en tooversagen. Vogeltjes-, tekst- en Matthusalemmotief.
Volkssage en kultuursage. Maresagen. Heksensagen. Natuursagen.
Christelijke sagen. Duivelssagen. Historische sagen Heldensagen.
Abasverus. Gewestelijke sagen. De legenden. Marialegenden. Andere
heiligenlegenden.
III. Het Volkslied
Psychologie van het volkslied. Volkslied en rythme. Liederenmotieven.
Volkslied en kultuurlied. Muziek. Arbeidslied. Oogstlied. Dorschlied.
Andere arbeidsliederen. Bruiloftslied. Danslied. Kinderlied. Bij het
touwtjespringen. Rondedansen. Reuzenlied. Klein Anna. Reidansen.
Andere speelliedjes. Loopspelliedjes. Aftelliedjes. Balspelliedjes.
Schommelliedjes. Wiegeliedjes. Minnelied. Cecilialied.
Afscheidsliederen. Wachterliederen. Spotlied en gezelschapslied.
Verhalend lied. De Twee Koningskinderen. Sprookjeslied. Het
dierensprookje. Historisch lied. Feestlied. Geestelijk lied.
Bedevaartliedjes. Het lied van den Boom. Het lot van het volkslied.
IV. Bouwkunst en dekoratieve kunst
De volksbouwkunst. Stad en stadswoning. De privaatwoning. Het
moderne stadsbeeld. De landelijke woning. De dekoratieve volkskunst.
Vloer en haard. Spinnewiel en bedsteden. Verdere meubileering.
Spreuken. Gevelspreuken. Uithangborden. Bidprentjes. Huiszegen.
Processievaantjes. Volksprenten. Jan de Wasscher. Klein Duimpje. De
volksprenten en het feestelijke jaar. Het volkstooneel. Het poppenspel.
Zesde Hoofdstuk. De Volkswetenschap
Inleiding
I. Volksetymologie
De term
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.