den
bruidschat, welken ik voor haar bestemde, ziedaar alles. Misschien had
gij op meer gerekend, men onderstelt algemeen, dat ik rijker ben dan
werkelijk het geval is, mijnheer."
Daar de jonge man over de laatste hatelijkheid het stilzwijgen bewaarde,
oordeelde de baron het onderhoud afgeloopen en schelde den bediende.
"Joseph, zeg aan de juffrouw, dat ik haar in mijn cabinet verwacht."
Hij was opgestaan zonder een woord meer te spreken. Nantas stond nog
steeds onbeweeglijk. Hij bedroog dezen grijsaard en voelde zich
tegenover hem klein en zwak. Eindelijk trad Flavie binnen.
"Mijn dochter," zeide de baron, "hier is die man. Het huwelijk zal langs
den gewonen, wettelijken weg plaats hebben."
En hij ging heen, hen alleen latende, alsof voor hem het huwelijk reeds
besloten was.
Toen de deur gesloten was stonden beiden sprakeloos tegenover
elkander. Nantas en Flavie zagen elkander eens aan. Zij hadden nog
nimmer elkander gezien. Zij scheen hem buitengewoon schoon toe met
haar bleek en trotsch gelaat, welks groote grijze oogen hem
doordringend aanzagen. Misschien had zij die dagen, waarin zij haar
kamer niet verlaten had, niets gedaan dan schreien; de koudheid harer
wangen moest echter de tranen wel hebben doen stollen, zij was het die
hem het eerst toesprak:
"Dus, mijnheer, de zaak is in orde gekomen?
"Welzeker, juffrouw," antwoordde Nantas bedaard.
Een minachtende trek kwam onwillekeurig op haar gelaat en hem
aanziende, scheen zij de laagheid op zijn gelaat te willen lezen.
"Zooveel te beter," hernam zij, "ik vreesde niemand voor een
zoodanige koop te zullen vinden."
Aan den toon waarop zij dit zeide, merkte Nantas maar al te zeer hoe
zij hem minachtte. Hij richtte het hoofd echter op. Had hij al gebeefd
voor den vader, wetende, dat hij deze bedroog, tegenover de dochter,
die zijn medeplichtige was, moest hij flink zijn.
"Pardon, juffrouw," zeide hij kalm en beleefd, "gij hebt een verkeerde
opvatting van de betrekking welke tusschen ons zal komen te bestaan
en die gij zeer juist een koop noemt. Ik meen, dat wij voortaan
tegenover elkaar op een voet van gelijkheid zullen zijn."
"Zeer zeker?" viel Flavie hem met een minachtende glimlach in de
reden.
"Op een voet van volkomen gelijkheid ... Gij hebt behoefte aan een
naam, om een fout te verbergen, waarover ik geen oordeel durf
uitspreken, en ik geef u den mijnen. Van mijn kant heb ik behoefte aan
het noodige kapitaal en een positie in de maatschappij, om te komen
waar ik zijn wil, en gij verschaft mij deze twee. Vanaf heden zijn wij
twee compagnons, wier inbrengst in de firma zoowat van gelijke
waarde is en hebben wij elkander wederkeerig te bedanken voor de
diensten, die wij de een den ander bewijzen."
Zij lachte niet meer. Een trek van toornigen trots verscheen op haar
voorhoofd.
Na eenige oogenblikken zeide zij:
"Gij kent mijne voorwaarden?"
"Neen, juffrouw," zeide Nantas, die volkomen kalm bleef. "Wees zoo
goed mij die te noemen en ik beloof u bij voorbaat dat ik ze gaarne
accepteer!"
Nu zeide zij kalm, zonder de minste aarzeling of schaamte:
"Gij zult nooit anders dan in naam mijn echtgenoot zijn. Onze
levenswijzen zullen elkander ten eenenmale vreemd wezen. Ik heb
geen rechten op u en gij hebt geen rechten op mij."
Bij iedere voorwaarde boog hij toestemmend met het hoofd. Dat was
juist wat hij verlangde en hij antwoordde:
"Als ik galant wilde zijn zou ik u toevoegen dat zulke condities mij
wanhopig maakten. Wij zijn echter beiden boven zulke banaliteiten
verheven. Ik ben verheugd, dat gijzelven inziet hoe onze toekomstige
verhouding dient te zijn. Wij gaan beide het leven in langs een pad,
waar geen bloemen bloeien ... Ik heb u nog maar één ding te verzoeken,
en wel dit, dat gij op geenerlei wijze van uw vrijheid een zoodanig
gebruik maakt, dat mijn tusschenkomst noodzakelijk wordt."
"Mijnheer?" riep Flavie toornig uit, haar trots weer voelende ontwaken.
Hij boog echter beleefd met het hoofd, haar verzekerende dit niet te
hebben gezegd om haar te kwetsen. Hun positie was uiterst teer, zij
moesten zich beiden van toespelingen onthouden, om de goede
verstandhouding niet onmogelijk te maken. Juffrouw Chuin had hem
medegedeeld, dat haar verleider een zekere heer Fondettes was, de man
van een harer kostschoolvriendinnen. Een maand bij hem gelogeerd
zijnde, op het platte land, had zij zich op een avond in de armen van
dien man bevonden, zonder eigenlijk zelf goed te weten hoe alles in 't
werk was gegaan en tot hoeverre zijzelve hieraan schuld had; juffrouw
Chuin sprak bijna van een gewelddadige aanranding.
Plotseling voelde Nantas een bijna vriendschappelijke opwelling. Als
alle menschen, die zich van hun eigen kracht bewust zijn, hield hij er
van goedhartig te wezen.
"Kijk eens, mejuffrouw," zeide hij, "wij kennen elkaar niet, maar ik
geloof toch, dat wij verkeerd zouden doen als wij elkander op het eerste
gezicht veroordeelen. Misschien zijn
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.