en aanverwante voorwerpen ons geven,
onderzoeken om hier en daar een brokstuk van het Egyptische godsdienstwezen op te
diepen en zelfs, als men al deze stukken bijeenvoegt vertoont het geheel nog slechts een
schijn van wezenlijkheid en bondigheid.
Animisme.
Wij zagen reeds, dat bij de oude Egyptenaren, evenals bij de andere vroegste volken, de
godsdienst zich onmogelijk kan ontwikkeld hebben, zonder dat hij het bij allen
gebruikelijke proces heeft doorloopen.
Door middel van verschillende draden, meer of minder sterk, kunnen wij ontdekken, dat
hij de phase heeft doorloopen, bekend onder den naam van animisme of animatisme. [1]
Dit is het geloof, dat ieder voorwerp, dat den mensch omringt, werkelijk een ziel en een
persoonlijkheid bezit, even goed als hij zelf.
Reeds op een vroeg tijdstip ontstond bij den mensch het geloof in een ziel, dit
geheimzinnig tweede ik, waaraan zelfs de minst ontwikkelde rassen gelooven. Het
verschijnsel van den slaap, het weder tot bewustzijn komen na de sluimering en de
vreemde gewaarwordingen en lotgevallen in den droom, zullen de oudste menschen tot
de conclusie gebracht hebben, dat zij een tweede ik bezaten en het was slechts een
uitbreiding van dit denkbeeld, dat hen tot de veronderstelling bracht, dat deze tweede
gestalte na zijn dood zal blijven voortbestaan.
Doch welk bewijs hebben wij, dat de oude bewoners van Egypte deze phase hebben
doorloopen? Afgezien van het geloof in een menschelijke ziel, ziet het animisme in ieder
voorwerp der natuur een levend wezen. Op deze wijze bezitten boomen, rivieren, winden
en dieren allen de natuurlijke gave van denken en spreken. Hoe is het nu mogelijk te
bewijzen, dat de oude Egyptenaren het geloof koesterden, dat dergelijke dingen een ziel
bezaten, welke bewustzijn had en een eigen persoonlijkheid?
In de eerste plaats wat betreft het geloof van de oude Egyptenaren, dat de mensch zelf
een ziel bezat. Het Egyptisch symbool voor de ziel (ba) is een man met het hoofd van een
vogel. De opvatting nu over de ziel, als vogel voorgesteld, is algemeen verbreid onder de
meeste wilde en onbeschaafde volken. Voor onontwikkelde volken is de vogel altijd een
onbegrijpelijk wezen, door zijn eigenaardige vliegkunst: zijn verschijning in de lucht,
waar men zich de woningen der goden voorstelde, zijn gezang, dat het spreken naderbij
kwam, vermeerderden nog deze opvatting.
Van den vogel ontwikkelde zich bij de wilde volken de idee van den gevleugelden geest
of god, den bode uit den hemel. Zoo gaf men aan alle bovennatuurlijke wezens in alle
mythologische stelsels vleugels. Verscheidene Indianen uit Amerika gelooven, dat vogels
de zichtbare geesten der afgestorvenen zijn. De Powhattans van Virginia geloofden, dat
de ziel van hun opperhoofd, na zijn dood, in een vogel overging en de Aztecs, dat de
geest van gestorven krijgslieden de gedaante van een kolibrie aannam en in den
zonneschijn van bloem tot bloem fladderde.
De Boros van Brazilië koesteren het geloof, dat de ziel de gedaante van een vogel bezit
en in den droom in deze gestalte het lichaam verlaat. [2] De Bilquila Indianen van
Britsch-Columbia stellen zich de ziel voor, huizende in een ei, dat zich in den hals
bevindt. Indien het ei barst en de ziel er uit vliegt, moet de mensch sterven. Een
toovenaar uit Melanesië was gewoon zijn ziel in de gedaante van een arend uit te zenden,
om te zien, wat er op de schepen, welke voorbijvoeren, geschiedde. Plinius vermeldt, dat
men de ziel van Aristeos van Proconnesus uit diens mond in de gedaante van een raaf
heeft zien vlieden. Een soortgelijk geloof vindt men in landen, die even ver van elkaar
zijn verwijderd als Bohemen van Malakka.
Uit deze overeenkomstige voorbeelden zien wij, dat de oude Egyptenaren niet alleen
hebben gestaan in hun voorstelling van de ziel in de gedaante van een vogel. Deze idee
behoort tot de natuur van het animistisch geloof. Nog andere en meer concrete
voorbeelden echter van dit soort van godsdienstvereering vinden wij bij ons onderzoek.
Om een voorbeeld te noemen: sommige voorwerpen, welke men en in Egyptische graven
en elders heeft gevonden, zijn soms gebroken, klaarblijkelijk met de bedoeling hun
geesten te bevrijden, zonder twijfel om zich met die van hun eigenaar te vereenigen. Het
verhaal verder, in de Osiris-mythe, dat de kist van dezen verward raakte in de takken van
een boom--een duidelijke aanwijzing van een volksoverlevering, welke een herinnering is
aan een oude vorm van boom-aanbidding--is een tak van het animistisch geloof.
In de teksten komen ons eveneens herhaaldelijk berichten tegen, welke alle tot een
vroegere stadium van animisme kunnen worden teruggebracht. Zoo was iedere deur in de
andere wereld gevoelig en kon geopend worden na een behoorlijke bezwering. Wij
vinden in hoofdstuk 36 van den Papyrus van Asri de vlam der zon toegesproken als een
levend wezen, evenzoo de veerboot van Ra in hoofdstuk 13. "Ik ben de knoest van den
Asenboom", zegt de doode man
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.