Max Havelaar | Page 6

Multatuli
hoe moeielyker--Frits
zegt: hoe langs zoo moeielyker, maar dit doe ik niet--hoe moeielyker
dus, om van hem verlost te worden. Aan den anderen kant moet ik ook
weer erkennen dat ge dan dit boek niet hadt te lezen gekregen, want het
is een gevolg van die ontmoeting. Ik houd er van, het goede
optemerken, en wie dit niet doen, zyn ontevreden menschen die ik niet
lyden kan.

Ja, ja, hy was het, die my uit de handen van den Griek had verlost!
Denk nu niet dat ik ooit door zeeroovers ben genomen geweest, of dat
ik twist heb gehad in den Levant. Ik heb u reeds gezegd dat ik na myn
trouwen, met myn vrouw naar den Haag ben gegaan. Daar hebben wy
het Mauritshuis gezien, en flanel gekocht in de Veenestraat. Dit is het
eenige uitstapje dat de zaken my ooit hebben veroorloofd, omdat er
zooveel by ons omgaat. Neen, in Amsterdam zelf had hy
om-mynentwil een Griek den neus aan 't bloeden geslagen. Want hy
bemoeide zich altyd met dingen die hem niet aangingen.
Het was in drie of vier en dertig, geloof ik, en in September, want er
was kermis te Amsterdam. Daar myn oude lui van voornemen waren
een predikant van my te maken, leerde ik latyn. Later heb ik myzelf
dikwyls afgevraagd, waarom men latyn moet verstaan, om in 't
hollandsch te zeggen: "God is goed?" Genoeg, ik was op de latynsche
school--nu zeggen ze _gymnasium_--en daar was kermis ... in
Amsterdam, meen ik. Op de Westermarkt stonden kramen, en als ge
een Amsterdammer zyt, lezer, en nagenoeg van myn leeftyd, zult ge u
herinneren hoe daaronder een was, die uitmuntte door de zwarte oogen
en de lange vlechten van een meisje, dat als een Griekin gekleed was.
Ook haar vader was een Griek, of althans hy zag er uit als een Griek.
Ze verkochten allerlei reukgoed.
Ik was juist oud genoeg om het meisje mooi te vinden, zonder evenwel
den moed te hebben haar aantespreken. Dit zou my ook weinig gebaat
hebben, want meisjes van achttien jaren beschouwen een jongen van
zestien, als een kind. En hierin hebben ze groot gelyk. Toch kwamen
wy, jongens van quarta, altyd 's avends op de Westermarkt om dat
meisje te zien.
Nu was hy die daar voor me stond met zyn sjaal, eens daarby, schoon
hy een paar jaren jonger was dan de anderen, en dus nog te
kinderachtig om naar de Griekin te kyken. Maar hy was de primus van
onze klasse--want knap was hy, dit moet ik erkennen--en hy hield veel
van spelen, stoeien en vechten. Daarom was hy by ons. Terwyl we
dus--we waren wel met ons tienen--vry ver van de kraam af, naar die
Griekin stonden te kyken, en beraadslaagden hoe wy 't moesten

aanleggen om kennis met haar te maken, werd er besloten geld by-een
te leggen om iets in die kraam te koopen. Maar toen was de goede raad
duur, om te weten wie de stoute schoenen zou aantrekken om het
meisjen aantespreken. Ieder wilde, maar niemand durfde. Er werd
geloot, en het lot viel op my. Nu erken ik, dat ik niet gaarne gevaren
trotseer. Ik ben man en vader, en houd ieder die het gevaar zoekt, voor
een gek, wat ook in de Schrift staat. Het is my inderdaad aangenaam
optemerken hoe ik my in myn denkbeelden over gevaar en zulke
dingen, gelyk ben gebleven, daar ik thans over zoo-iets nog juist
dezelfde meening koester, als dien avend toen ik daar by de kraam van
den Griek stond, met de twaalf stuivers die we saamgelegd hadden, in
de hand. Maar zie, uit valsche schaamte durfde ik niet zeggen dat ik
niet durfde, en bovendien, ik moest wel vooruit, want myn makkers
drongen me, en weldra stond ik voor de kraam.
Het meisje zag ik niet: ik zag niets! Alles werd me groen en geel voor
de oogen. Ik stamelde een aoristus primus van ik weet niet welk
werkwoord ...
--_Plait-il?_ zeide zy.
Ik herstelde my eenigszins, en ging voort:
--Meenin aeide thea, en ... dat Egypte een geschenk van den Nyl was.
Ik ben overtuigd dat ik in de kennismaking zou geslaagd zyn, indien
niet op dat oogenblik een myner makkers uit kinderachtige
baldadigheid my een zoo harden stoot in den rug had gegeven, dat ik
heel onzacht tegen de uitstalkast aanvloog, die op halvemanshoogte de
voorzy van de kraam afsloot. Ik voelde een greep in myn nek ... een
tweeden greep veel lager ... ik zweefde een oogenblik ... en voor ik
recht begreep hoe de zaken stonden, was ik in de kraam van den Griek,
die in verstaanbaar fransch zei dat ik een gamin was, en dat hy de
policie roepen zou. Nu was ik wel dicht by het meisje, maar genoegen
deed het me niet. Ik schreide, en
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 159
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.