Mathias Sandorf | Page 6

Jules Verne
den eersten blik, dien ik op den ellendeling wierp, gevoelde ik, dat ik hem in mijne macht had, dat ik zijn wil door den mijnen kon vervangen."
"Die man is toch niet ziek, niet waar? Zijn uiterlijk verraadde daarvan niets."
"Neen, hij is volstrekt niet ziek. Hij is integendeel zoo gezond als gij en ik", antwoordde dokter Antekirrt.
"Hoe verklaart gij dan...?"
"Denkt gij dan, dat die zenuwuitwerkselen alleen bij ziekelijke zenuwlijders teweeg kunnen gebracht worden?"
"Mij dunkt, dat een gezond mensch aan dergelijke invloeden weerstand kan bieden."
"Neen, Piet. Zij, die nog het meeste weerstand bieden, zijn juist de hersenzieken, de waanzinnigen."
"Maar..."
"Een goed en gevoelig sujet moet juist een eigen wil hebben, om behoorlijk gedomineerd te worden, en ik ben uitermate door de omstandigheden begunstigd geworden, daar ik in dien Carpena juist eene geaardheid aangetroffen heb, geheel en al geschikt, om mijn invloed te ondervinden..."
"Maar wat helpt dat thans?" vroeg Piet Bathory. "Al hebt gij hem ook al onder uwen zedelijken invloed, dan hebt gij hem nog niet in uwe physieke macht."
"Neen, maar die galeiboef zal in slaap gedompeld blijven, en zonder mijne tusschenkomst zal die slaap niet wijken."
"Aangenomen", zei Piet; "maar waartoe zal dat dienen? Ik zie daar geen uitkomst in."
"Waartoe dat zal dienen, vraagt ge? Welke uitkomst dat zal hebben?"
"Voorzeker vraag ik dat, daar het onmogelijk is, om hem in den toestand, waarin hij zich bevindt, te doen zeggen, wat wij zooveel belang hebben te weten te komen."
"Dat is ontwijfelbaar waar," antwoordde dokter Antekirrt. "Ik kan hem wel in mijne gedachten doen lezen; maar ik kan hem onmogelijk doen zeggen, wat ik zelf niet weet."
"Welnu, dan herhaal ik mijne vraag: waartoe zal dat dienen, welke uitkomst zal dat opleveren?"
"Maar wat ik wel in mijne macht heb", ging dokter Antekirrt onverstoorbaar voort, alsof hij die vraag niet gehoord had, "is hem te noodzaken te doen, wat mij in mijn kraam te pas komt, wat ik zal willen, dat hij doen zal, en dat zonder dat zijn wil er zich tegen verzetten kan."
"Ja, maar wat?" vroeg Piet Bathory ongeduldig. "Ja, maar wat? Zeg mij."
"Wanneer ik bijvoorbeeld zal willen, dat hij morgen of overmorgen, over acht dagen of over drie of zes maanden, zelfs wanneer hij in wakenden toestand is, het Presidio zal verlaten, dan zal hij dat ongetwijfeld doen."
"Het Presidio verlaten!... Kom, gij gekscheert met mij!... Hoe zou dat mogelijk zijn?"
"Ja! het Presidio verlaten!... Piet, ik ben te ernstig, om mij eene grap te veroorloven!"
"Het Presidio verlaten?... Vrij en ongehinderd?..." vroeg Piet Bathory steeds ongeloovig. "Dan zouden de bewakers dat toch moeten veroorloven! De invloed van uwe wilskracht kan zoo ver niet reiken, om hem zijne ketenen te doen verbreken, om hem de deur van het bagno te doen verbrijzelen, om hem een onoverkomelijken muur te doen overklimmen, ... waarbij de gevangenbewaarders hem dan nog behulpzaam zouden moeten zijn."
"Neen, Piet," antwoordde dokter Antekirrt, "gij hebt gelijk; ik kan hem niet noodzaken te doen, wat ik zelf niet uitrichten kan... Maar ik kan..."
"Maar wat dan? Wat is uw plan?" vroeg de jonge werktuigkundige vrij opgewonden.
"Mijn plan? Juist om dat uit te voeren, begeven wij ons thans naar den gouverneur van Ceuta, ten einde dien hoofd-officier een offici?el bezoek te brengen. En let nu maar op de verdere ontwikkeling van de zaak, die ik mij gesteld heb."
Dokter Antekirrt overdreef niet. Dat zou Piet Bathory spoedig genoeg ondervinden.
Die daadzaken omtrent den invloed der wilskracht op iemand in den hypnotischen toestand, zijn thans algemeen erkend. De werken en nasporingen van Charcot, van Brown Sequard, van Azam, van Richet, van Dumontpallier, van Maudsley, van Bernheim, van Hack Tuke, van Rieger, en van zooveel andere geleerden, kunnen daaromtrent geen twijfel laten bestaan.
Dokter Antekirrt had gedurende zijne reizen in Oostersche landen zeer merkwaardige gevallen daaromtrent kunnen bestudeeren en aan dien tak der physiologie een rijken schat van nieuwe en belangrijke waarnemingen toevoegen, en zijne reeds zoo rijke ondervinding zeer kunnen vermeerderen.
Hij was dus uitnemend op de hoogte van die verschijnselen en van de resultaten, die er van te erlangen zijn. Hij was zelf begaafd niet eene groote mate van zich opdringende wilskracht, die hij dikwijls gelegenheid had gehad in Klein-Azi? uit te oefenen. En het was op die wilskracht, dat hij rekende, om zich van Carpena meester te maken,--daar toch het toeval het zoo gewild had, dat de Spanjaard aan haren invloed volkomen onderhevig was.
Maar al was dokter Antekirrt voortaan meester over de wilskracht van Carpena; al kon hij hem ook doen handelen, zooals en wanneer hij wilde, door hem zijn eigen wil op te dringen, zoo was het toch noodzakelijk, om tot eene afdoende handeling te kunnen overgaan, dat de gevangene vrij in zijne bewegingen was, wanneer het oogenblik gekomen zou zijn om hem deze of gene daad te doen uitvoeren. Daarvoor was de vergunning van den gouverneur noodig, en die vergunning hoopte hij wel van den kolonel Guyara, een uiterst
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 97
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.