uit; zou je er wat op tegen hebben, hier eens lekker te eten? Na
een maaltijd zullen wij des te beter geschikt zijn om de jacht op de
bandieten te hervatten. Hemelsche goedheid! je ziet zoo rood als een
kalkoensche haan! Heb je de aanbevelingen van den dokter vergeten:
'Geen aandoeningen, geen toorn, eene gematigde beweging, geregelde
maaltijden!' En je arme vrouw, die mij zoo plechtig heeft laten beloven,
dat ik over je zou waken en dat ik voor je zou zorgen als een broeder,
zij zou er alles behalve mee ingenomen zijn, als zij had kunnen zien,
aan welk eene onzinnige woede je je overgeeft..."
"Zwijg!" hernam de man met het roode gezicht. "Zwijg,--en laat ons
een avondmaal gebruiken."
En, zich tot Danilo wendende, vervolgde hij:
"Heb je het gehoord? Al het eten, dat er in je provisiekast is, moet
binnen twee minuten op deze tafel staan... binnen twee minuten, hoor!"
En hij gaf op de tafel een slag met de vuist, die het huis op zijne
grondvesten deed trillen.
"Odarka," zeide Danilo tegen zijn vrouw, "haast je wat!"
Odarka ging heen en nam haar beide jongens op haar armen met zich
mee; de oudste stribbelde tegen, hij wilde zijn vader niet verlaten.
Zij kwam spoedig, beladen met levensmiddelen, terug. Zij was kalm en
zeide niets. Intusschen dwaalden haar oogen met een zekere onrust
door de hut heen.
Semene Vorosjilo en Andry Kroek stonden met de handen op den rug
en met de beenen door middel van stevige touwen aan elkander
vastgebonden, in een hoek der kamer. Danilo stond, met de armen op
de borst gekruist, in een anderen. Met uitzondering van een schildwacht,
die de deur versperde, waren de soldaten verdwenen. De officieren
hadden zich aan den disch neergezet, met hun sabels naast zich en hun
pistolen op de tafel, en aten en dronken, lachten en praatten vroolijk.
Maar waar was de kleine Maroessia toch?
Maroessia was, zwijgend als een schim, even na de terugkomst van
haar vader verdwenen. Had de blik van dezen, onbegrijpelijk voor ieder
ander, haar gezegd, wat zij moest trachten te doen, of had zij zoo uit
eigen beweging gehandeld? Zeker is 't, dat zij zonder door iemand
opgemerkt te worden, het vertrek had verlaten, en dat zij, na tusschen
de soldaten en de paarden, die het huis omsingelden, doorgeslopen te
zijn, den tuin bereikt had.
Zoodra het meisje daar gekomen was, bleef zij onder een grooten
kerseboom staan en drukte met de hand op haar hart, als wilde zij het
beletten te kloppen. Haar hoofd was gloeiend warm. Heete tranen
stonden in haar oogen. De wind verkoelde haar voorhoofd en deed haar
bedaren. Zij luisterde. Zou men haar vlucht bemerkt hebben? Het
verwarde, maar eentonige gebrom van de stemmen der soldaten drong
tot haar door en stelde haar gerust. Ook hoorde zij het geschreeuw en
het gelach der officieren, door wie geen enkel bevel tot vervolging
gegeven werd. Haar blik rustte nog even op het huis, dat nog alles
bevatte, wat zij ooit liefgehad en geëerd had, toen deed ze een paar
stappen voorwaarts. Behoedzaam drong zij in het kreupelhout aan den
rechterkant door. Maar ze zag of hoorde niets. Vervolgens ging zij naar
den linkerkant, aldoor luisterend, ternauwernood ademhalend. Haar oog
bespiedde alle schaduwen; zij doorzocht tot zelfs de meest
onwaarschijnlijke hoeken.
Eindelijk stond zij stil onder de groote appelboomen en voorzichtig
keek zij rond.
Plotseling schrok ze hevig: een vogel vloog op uit zijn nest. Eene
huivering ging over haar leden. Was zij dan zoo zwak?
Zij bleef een tijd lang tegen een boom aanleunen, waarvan de schaduw
haar verborg. De wind strooide de witte bloesems van de appelboomen
op het groene gras. "Het is, alsof het sneeuwt!" dacht ze in zichzelf. Zij
vreesde, dat het ritselen van de bladeren een ander geluid zou
overstemmen, het zwakke geluid, dat haar voorovergebogen hoofd en
haar luisterend oor schenen af te wachten, aldoor af te wachten.
Maar ... wat is dat? Enkele meters van daar, tusschen twee boomen,
vertoont zich... Zij vergist zich toch niet? Nee, het is de flinke en
krachtige gestalte van den nieuwen vriend, voor wien haar vader en
moeder nu moeten lijden,--voor wien ook zij alles zal trotseeren.--De
gestalte beweegt zich, zij sluipt als een slang tusschen de boomen door.
Zij zoekt zeker een verborgen doorgang, die naar de rivier leidt.
Met een haastigen stap loopt Maroessia haar achterna. Al gauw is de
rivier bereikt. Alleen maar een heg is er tusschen. Over deze heg buigt
hij zich heen en kijkt in 't rond. Aan den voet van een geweldigen boom,
waarvan de takken in de rivier hangen, heeft hij een schuitje ontdekt.
Een schuitje! Precies, wat hij noodig heeft; de rivier, dat is de weg, die
hem niet verraden kan. Juist wil hij de heg, die er hem van scheidt,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.