Maroessia | Page 7

Mrs. Mariya Oleksandrivna Vilinska
terug, zooals zij zou gedaan hebben, als zij
plotseling tegenover een wild dier gestaan had. Maar na een poging
aangewend te hebben om haar schrik te overmeesteren: antwoordde zij:
"Het zijn mijn buren, Mijnheer! Zij zijn hier gekomen om ossen te
koopen en waren in slaap gevallen, terwijl zij op mijn man wachtten."
"Ja, mijnheer! wij zijn hier gekomen om drie ossen van Danilo te
koopen," zeide Andry Kroek, die eindelijk wakker werd. "Ja, om die
ossen, die wij hadden beloofd morgen te zullen leveren, en nu vinden
wij Danilo niet thuis. Nou kan je begrijpen, wat een teleurstelling dat
voor ons was.--'Nou,' zei ik tegen mijn kameraad (hierbij wees hij naar
Vorosjilo, die ook ontwaakt was, maar zijn oogen nog niet scheen te
kunnen openhouden), 'nou,' zei ik tegen mijn kameraad, 'de baas is er
niet, dat is een gekke zaak.'--'Ja,' antwoordde mijn kameraad, 'dat is een
gekke zaak; maar er is niets aan te doen.'--'Wij treffen het slecht!' zeide
ik, 'maar het is niet anders, hij is er niet.'--'Ja,' antwoordde mijn
kameraad, 'Danilo is er niet.'--'Dat is een dag verloren.'--'Ja, verloren,'
antwoordde hij, 'maar wat is er aan te doen?'--'Je kan niet alles vooruit
weten.'--'Nee,' antwoordde mijn kameraad, 'je kan niet alles vooruit
weten.'--'Maar hoe moet het nu met de markt van morgen?'"
"Zal je nu ook eens ophouden, kanalje?" riep de man met het roode
gezicht. "Verraders! Ik ken die voorgewende onnoozelheid wel.
Soldaten! bindt die schurken, en stevig ook."
Dit was gauw gebeurd: Andry Kroek en Semene Vorosjilo waren in een
oogwenk gebonden en gekneveld.
Op dit oogenblik trad de heer des huizes binnen.
"Wie ben je?" brulde de man met het roode gezicht, die blijkbaar het
opperhoofd van den troep was. "Hoe heeft men je hier binnengelaten?"
"Ik ben de eigenaar van deze hut, Mijnheer!" antwoordde Danilo,
terwijl hij groette. "Ik kom zooeven thuis."

"Heidaar, mannen! Zet schildwachten voor de deur, en laat niemand er
uit of in. Hoor je?" zei de officier tegen zijn manschappen. Vervolgens
wendde hij zich tot Danilo met de woorden:
"Als je je leven op prijs stelt, antwoord mij dan. Waar is de bandiet,
dien wij zoeken? Laat je antwoord duidelijk zijn, Judas! Als je maar
wat om de zaak heenpraat, dan schiet ik je neer. Weet dus, wat je doet.
Waar is de Zaporoger?"
"De Zaporoger?" antwoordde Danilo verwonderd. "Het is voor de
eerste maal, dat ik dien naam hoor. Ik ken geen Zaporoger."
"Maak dat aan anderen wijs!" schreeuwde de officier. "Wil je mij wijs
maken, dat je de bandieten niet kent, die je opstoken? Die Zaporoger is
in het land, hij is hier binnengegaan; waar is hij? Beken het dadelijk, of
ik steek je nest in brand en laat er jou met je vrouw en je kinderen in
braden."
"Mijnheer!" antwoordde Danilo, "ik verzeker u, dat ik nooit heb hooren
spreken over dengene, dien u daar genoemd hebt."
"Wil je niet spreken? ook goed! Je zaak is duidelijk!" En zich tot
Vorosjilo en Andry Kroek wendende, zei hij tot hen: "Schurken, jullie
kennen dien Zaporoger, dien de duivel hale, zeker ook niet?"
"Ik vraag u wel excuus, Mijnheer!" antwoordde Semene Vorosjilo, die
meer dood dan levend scheen, "en ik..."
"Stotter niet zoo, ezel!"
"Ik heb hem gezien."
"Heb je hem gezien en heb je het niet dadelijk gezegd, verrader?"
"Ik durfde het niet doen, Mijnheer! en verder..."
"En verder, kerel?"
"En verder was hij al weg."

"Waar had je hem gezien?"
"Op de ossenmarkt te Frosny, Mijnheer!"
"Wien had hij bij zich?"
"Een grooten hond, Mijnheer! een grooten, zwarten, mooien hond, van
echt ras, die tegen iedereen blafte en die..."
"Domkop! je bent zelf een hond! Er is geen sprake van den hond, maar
van den baas en van de schurken van jou soort. Die Zaporoger was
zeker niet alleen, een troep deugnieten volgde hem, is 't niet?"
"Een troep deugnieten, Mijnheer! Welke troep?"
"Liep er niet een troep mannen en vrouwen achter hem?"
"Ja, Mijnheer! een heele troep. Men duwde elkaar, men schreeuwde."
"De namen?..."
"Welke namen, Mijnheer?"
"De namen van hen, die achter hem liepen."
"Maar het was een troep, Mijnheer! niets dan een troep."
"Domme ezel!"
"Zie je niet," zei de andere officier, "dat deze kerel idioot is? Je verliest
je tijd met hem."
"Ik verwonder mij over jou," zeide een derde officier, die gedurende dit
geheele tooneel was blijven zitten. "Waar is die overhaasting goed voor?
Hebben wij den tijd niet om dien ezel in hechtenis te nemen? Is er bij
niets meer haast dan bij het fusileeren van hem? Als hij ons ontsnapt is,
dan zal het toch niet voor lang zijn. Vergeet je, dat wij sedert
vanmorgen als gekken rondloopen zonder te eten en te drinken, en dat
het niet gezond is, een leege maag te hebben? Het ziet er in dit huisje

prettig
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 53
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.