door vlaktens heensnellende, met een ongeloof'lijken spoed voortvliegen, en, hetgeen ik vergen mag dat men mij als een ooggetuige geloove, de winden, door welke zij in beweging geraken, schier ontvlugten. Ik heb het bijgewoond, toen men er binnen minder dan twee uren tijds veertien van onze mijlen meê heeft afgelegd, waarvan iedere den weg van één uur bevat." De?aanteekeningen van Meerman op deze plaats, gepaard met hetgene men elders aantreft, berigten ons, dat Maurits dezen wagen naar een ontwerp van Stevin had doen vervaardigen, aan wien alzoo de eer der uitvinding toekomt. Zeer gelukkig viel de proef uit, welke de Stadhouder met denzelven nam, zoo men gist in den herfst van het jaar 1600. Op den wagen bevonden zich acht en twintig personen, waaronder Maurits zelf, de broeder van den Koning van Denemarken, Graaf Hendrik van Nassau, de Ambassadeur van Frankrijk, en, hetgene opmerking verdient, ook de Admirant van Arragon, Franciscus de Mendosa, die in den slag bij Nieuwpoort was gevangen. Ook de Groot, toen nog jong, woonde dezen togt bij. Men voer met eenen zuid-oostenwind van Scheveningen. De Stadhouder nam het roer in de hand en voerde het zeil. Toen dreef de wind den wagen met zulk eene snelheid voort, dat hij niet scheen te rollen, maar te vliegen, en in twee uren tijds te Petten aankwam. Geene paarden konden hem volgen; hij ontging bijna 's menschen oog. Eenmaal stuurde Maurits hem uit kortswijl in zee, waarover velen zich dapper ontzetteden; doch door eene geringe wending van het roer bragt hij hem in zijnen vorigen koers op het strand." T.a.p. blz. 21 en 22.
Men houde het mij ten goede, dat ik mij aan geene vergelijking wage met de fraaije verzen, waarin deze togt door de Groot en door Huygens is vereeuwigd. Lord Gray, in het 5e couplet, heb ik ontleend aan Van Meteren's beschrijving van den slag bij Nieuwpoort: "Milord ofte Baroen van Gray--ende meer andere soo Enghelsche, Fransche, als Hooghduytsche Heeren van adel, die sonder eenigh bevel Prince Mauritz verselschapten." Dat ik Elisabeth een minnaar meer heb gegeven, zal men mij niet euvel duiden. Welligt zal men het ergerlijk vinden, dat ik Z.K.H. den Hertog van Holstein en broeder des Konings van Denemarken, "Fanden ta dig!" of "dat de Duivel u hale!" laat roepen, en hem bovendien roode knevels heb gegeven; doch het laatste scheen mij nog al nationaal toe, en het eerste heeft Mr. de Busenval, Ambassadeur van Hendrik IV bij de Staten, waarschijnlijk niet verstaan. In een volksliedjen mogt de laatste niet anders dan Bulleval heeten. Het slot, "Luctor et Emergo," (ik worstel, maar ik drijf boven), de bekende spreuk der Zeeuwen, werd door het onderwerp van zelf ingegeven.
Prince Mouringh reed langs zee?In zijn wond're koets met masten;?Half het Haagsche hof was meê;?Groote cijsen, rare kwasten,?Nog te noên bij Scheveling?Snelden ze al vóór twee langs Petten,?Toen het holdebolder ging?En de koensten zich ontzetten:?Flap zei 't zeil en krak het roer;?'s Princen koets te water voer.
Lijnrecht stoof ze in 't golfgebruis,?En men staakte 't vleijend prijzen;?Ieder wenschte zich te huis;?Ieder vroeg: Zal ze ooit weer rijzen??Alle tongslag sloeg een vloek;?Alle groote banjerts pepen,?En van angst werd buis en broek?Stuk gescheurd en kaal geknepen;?Prince Mouringh zag zoo snip,?Of hij vreesde voor zijn schip.
"Narren!" riep een Moffenheer,?"_Wo Hans Michel soll ertrinken,?Nicht in dieses salzes Meer.?In ein Weinfasz wirdst du sinken!"?"Das versprach_..." Daar nam een golf,?Die aan hem zich wou verwarmen,?Die hem sissende overdolf,?Forsch den likkebroêr in de armen.?Oef! zijn neus, zoo vierig-rood,?Bleek te bros voor zulk een stoot.
De Admirant van Arragon?Zat zijn handschoen los te rijten;?'t Scheen dat zich de quant bezon,?Of hij blaffen zou of bijten.?Grimmig sprak hij tot den Prins:?"Krenkt ge mij een enkel haartjen,"?En hij streek de sik zijns kins.?"Zeker heeft die muis een staartjen!"?Maar zijn bleekheid dacht er bij:?"_Sante Madré!_" baat dat mij?"
"Beautiful!" begon Lord Gray,?Toen de zon door 't water straalde:?"Lord!" daar stoof zijn muts in zee,?Die met blaauwe veêren praalde,?"Help, fetch back!"--"'t Blijve onbeproefd,?Riep de Prins; "laat gaan die pluimen,?Daar hij twintig jaar op snoeft:?Alle wijven hebben luimen;?Maar Elisabeth was mal,?Zoo zij kaatste met dien bal."
"Fanden ta dig!" klonk in 't want,?En de Deen, met roode knevels,?Zag hoe Frankrijks afgezant?Laf zicht vasthield aan zijn stevels.?"_Ah! ne me refusez pas.?Prenez moi a la remorque_."--?"Non, Monsieur, a vous le pas!"?Bulleval had uit met snorken,?Als een lammetjen gedwee:?"_Henri Quatre en saura gré_."
"Luctor et Emergo!" riep?Prince Mouringh, en de wagen?Eensklaps weêr ter kuste liep,?Waar men Petten op zag dagen.?"Luctor et Emergo!" klonk?Uit den mond van al de gasten,?Toen de Prins er 't welkom dronk,?En ze in puik van mossels brasten.?Mouringh zei tot d'Admirant:?"Et Emergo Volk als Land!"
En nu, wat dacht hij onder 't zingen??"Dat liedjen," zei hij, "haal de droes!"?Hij zag de naakte woestelingen?Het bruine lijf in bogten wringen,?Alsof dier talen mengelmoes?Hun 't hoofd deed draaijen als een roes;?'t Werd schuddend gillen, schaat'rend weenen;?Zij hingen over 't
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.