't te kuischen," antwoordde Belzemien. "Hij goa euk de moanen van zijn peirden kammen en 'n beetsen 't hoar van ulder peuten scheiren, zegt hij."
--Ah, c'est ?a, c'est ?a," glimlachte Standje tevreden.
Belzemien ging netjes verder rondslenteren en Standje, na een nieuwen, wantrouwenden schuinblik op de vensters van het woonhuis, zei, bijna fluisterend, tot Pierken:
--Ala, den tieprie nou. Van den ieste kier noar buiten en medeen achter de muur van de loeze."
Op een drafje, Standje in 't lemoen, Pierken duwend aan de achterplank, ratelde het ding vlug naar buiten. Maar... o wee!... juist wat Standje al dien tijd gevreesd had gebeurde: daar kwam op 't zelfde oogenblik Cord��la op den drempel van het woonhuis staan.
--Nondedzju!" bromde Standje halfluid. En, eensklaps kwaad, was hij desnoods tot scherpen tegenstand bereid.
Doch het bleek overbodig. Tot Standje's innige verbazing maakte Cord��la geen de minste opmerking waarom hij reeds zoo vroeg het rijtuig buiten haalde. Zij deed of ze 't zelfs in 't geheel niet zag, en, met de beide handen als een trechter aan den mond, gilde zij naar de stallen toe:
--H��! Leenie! Leenie!"
Een dikke meid kwam uit de open staldeur, 't gezicht verhit, de haren slorsig in verwarde trensen om het voorhoofd en de slapen, met opgeschorte, groezelige rokken en rooddikke, bloote armen onder opgestropte mouwen.
--Wa es er, bezinne?" riep zij.
--H��-je hoast gedoan mee melken?" vroeg Cord��la.
--Tusschen dit en tien menuten!" antwoordde de meid.
--Hawel, as ge gedoan h��t komt in huis om mij 't helpen schuren!"
Standje wist niet wat hij hoorde. Stomverbaasd keek hij op. Wat? schuren op een woensdag! H��... zou zelfs Cord��la, ter eere van de komst van 't nichtje...! Standje, zonder verder te aarzelen, draaide met den tieprie om den hoek der "loeze" en beval Pierken hem van onder tot boven af te borstelen, te wasschen en op te poetsen.
* * * * *
Even voor zes uur dien avond was Standje met den "tieprie" aan het kleine station. Bello, de mooie, bruine merrie stond er voor gespannen, en Standje had er wel wat last mee, want het beest was schichtig, niet gewend aan drukte en vooral niet aan het ruischend gedonder der treinen. Twee snorden er voorbij terwijl 't gespan daar wachtte en telkens moest Standje naar de teugels springen en het wild-snuivend en trippelend beest met zachte woorden en streelende klapjes op den hals bedaren. "Hou hou, Belleken, hou hou, Belleken!" suste Standje bezorgd, onder de ietwat spottende blikken en grappige opmerkingen van een paar toeschouwers; en 't begon hem wel wat te spijten dat hij niet in plaats van de hitsige merrie, den kalmen, grijzen ruin genomen had, zooals Belzemien en Coben hem hadden geraden. Maar de ruin liep zoo traag en de merrie zoo vlug en Standje wilde wel graag een beetje levendig rijden met Leontientje.
Eindelijk werd de fransche trein aangekondigd. Aan beide kanten van den spoorweg zakten de sluitboomen, als twee lange, dunne, strakke armen zonder handen neer, een horen toeterde, een electrisch belletje rinkelde, een man kwam met een vuilrood vlaggelapje op zij van het wachthuisje staan.
--Hou hou, Belleken! Hou hou, Belleken!" paaide Standje, de merrie bij den breidel vasthoudend.
Daar naderde de trein! Ruischend, stoomend, proestend, met een enorm hooge en zware locomotief, kwam hij langzaam uit een bocht voor 't kleine station gereden.
--Hou hou, Belleken! Hou hou, Belleken!" herhaalde Standje steeds dringender, terwijl hij, sussend, klapstreelend op de sidderende manen, met gretige oogen naar den langen zwarten trein het hoofd omwendde.
De remmen knarsten, portieren vlogen open, reizigers kwamen uitgebrokkeld, liepen haastig uit elkaar.
--Hou hou! hou hou! hou hou!" ging aldoor Standje, angstig dat hij haar wellicht in het gewoel niet zien of herkennen zou. Maar plotseling ontwaarde hij, vooroverhellend over een nog dicht portier, een lenige buste in witte blouse en lichtbruin manteltje, een grijsblauw hoedje met een bruine veer, en daaronder een jeugdig frisch-blozend gezicht met blonde haren en zoekend-rondkijkende oogen: oogen die eensklaps Standje ontdekten en glimlachend schitterden, terwijl een arm werd gezwaaid en een vroolijk stemmetje van verre riep:
--Ah voila! Bonjour, mon oncle! Bonjour! Ik kom!"
--Hou hou! Bezoer! Bezoer!" antwoordde Standje, met de eene hand tegenwuivend, met de andere 't paard intoomend. Een fluitje gilde, een stoomgulp pufte, de trein zette zich langzaam weder in beweging, en 't oogenblik daarna werd Standje overrompeld en bijna bedwelmd onder een uitbundige omhelzing, met twee klinkende zoenen op zijn harige wangen, terwijl het helder stemmetje weer juichend opgalmde:
--Bonjour, mon oncle Constant. Bonjour, bonjour. Hoe goat 't mee ou?"
--Hahaha! Leontine! Leontine!" riep Standje, geestdriftig-verbouwereerd, onwillekeurig het paard loslatend, dat begon te deinzen en te trippelen. En hij keek het jong meisje aan met stralende oogen, verrukt en verbluft haar zoo volwassen en zoo mooi te zien, geschokt door die onverwachte frissche omhelzing en ontroerd door haar gansche verschijning.
--Hoe goat 't mee ou? Wa zij-je greut en snel geworden! En hoe es 't thuis mee voader?" vroeg
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.