Krates | Page 5

Justus van Maurik
dat dacht ik wel: hij heeft van morgen ook beestachtig gedronken,"
zegt de kruier, die weer wat van zijn schrik bekomen is. "Kijk eens,
meneer, hij had mij bijna ook om gaies [1] geholpen," en hij toont de
krabben aan zijn hals.
"Doe er maar wat azijn en water op; en haal een raderbaar, dan kan dat
lijk naar 't politiebureau gebracht worden. Of heeft de man hier
familie?" vraagt de chirurgijn.
"Fermielie?" antwoordt juffrouw Ram. "Och neen, meneer, de man
leefde hier alleenig met zijn kleinen jongen, een bocheltje van een jaar
of elf, een rakkerd van een jongen, 'n plaaggeest voor de heele buurt."
"Had hij geen vrouw?"
"Dood, meneer, voor drie jaar geleden. Een zegen voor 't mensch! De
juffrouw was goed, zachtzinnig; ze had dan erg het water, daar

laboreerde ze lang aan. O! meneer een lichaam als drie, en dikke
beenen, o! je werdt er akelig van, en dan ..."
"Dank je voor de rest, juffrouw. En 't kind?"
"Zooals ik uwé zei, een rakkerd."
"Waar is het?"
"Och, die zwerft zeker ergens in de buurt; of misschien zit hij wel hier
of daar verstopt; dat levert hij meer. Zoo ga je zonder erg de trap op:
flap! dan vliegt je op eens die "krates" tegen je beenen. Een plaag voor
de buren, maar een stumperd; ik geef hem wel af en toe ereis een
boterham of een kliekje, omdat hij er soms zoo akelig hongerig uitziet;
maar ...."
"Al goed, vrouwtje," en tot de omstanders gewend, vervolgt de medicus:
"Laat het lijk dadelijk naar 't politiebureau brengen; over een half uur
ben ik er zelf."
Vijf, zes stemmen verzekeren den meester, dat er niets aan mankeeren
zal. Een kwartier later is de raderbaar voor de deur en wordt het
lichaam van den gestorvene er in gelegd en, begeleid door jongens,
straatslijpers en buren, die nieuwsgierig medeloopen, weggebracht.
Nog een kwartier later is de kamer ontruimd en gaat ieder der buren
zijns weegs, alsof er niets gebeurd was.

Een menschenziel is de eeuwigheid ingegaan en niemand van de
overgeblevenen vraagt zich af: hoe? of waarheen? Zij dolen verder
door het leven, tot ook het raadsel van 't sterven voor hen wordt
opgelost.
Strijkman heeft den kamersleutel tot zich genomen en eigent zich reeds
in gedachten de honden of liever de opbrengst er van toe.
Handenwrijvend denkt hij: "Er is toch niemand, die er gading naar kan
maken. Hè! hè! hè! ik ruk 't boeltje in;--wat er van komt is pure winst."

II.
"KRATES."
't Is geheel donker geworden in de verlaten kamer; alles is er in rust,
zelfs de honden zijn bedaard en liggen met hun kop op de voorpooten
te soezen. Beneden in den winkel staat Strijkman nog met juffrouw
Ram over het geval te praten en vertelt, dat hij de honden naar de
Botermarkt zal laten brengen, om ze daar te verkoopen. "'k Moet toch
zien, dat zij mij voor de achterstallige huur wat opbrengen; en als er
wat over is, kan ik het met een gerust geweten houden voor al wat hij
op mijn kamer bedorven en gebroken heeft," zegt hij meesmuilend,
want hij berekent, dat hij nog met eenig profijt van een onaangenamen
huurder afkomt.
"En wat zal er nu van dien krates worden?" vraagt juffrouw Ram.
"Dat weet ik niet. 't Gaat mij ook niet aan, buurvrouw."
"'t Is een gare rot, een jongen, die, zoo klein als hij is, toch slim is voor
drie."
"Ja, goochem is hij."
"Misschien nog goochemer dan jij, Strijkman."
De oude man ziet haar aan met dichtgeknepen oogjes, glimlacht alsof
hij denkt: "dat kon je nog tegenvallen," en antwoordt: "Neem jij hem
bij je in huis, juffrouw Ram; hij kan je al gauw in de hand komen met
boodschappen doen."
"Ik? Geen gedachte. Mijn eigen jongens worden haast groot genoeg.
Waarom neem jij hem niet, Strijkman? Je hebt kind noch kraai; en heb
je me laatst niet gezegd, dat je wel zoo'n soortement bediende kondt
gebruiken? Nou kun je er goedkoop aankomen; voor den kost en een
paar stukjes kleeren ben je klaar. 't Is wel geen mooi gezicht, zoo'n bult
in je kantoortje, maar ..."

"Dat zou me een zorg wezen! Maar ik heb geen lust om een andermans
kind te eten te geven; 'k heb zelf werk, dat ik rondkom."
"Jij? Laat naar je kijken!"
"Hoe zoo?"
"Jij hebt ze, Strijkman,"--juffrouw Ram maakt de beweging van geld
tellen,--"en dik ook, dat weet de heele buurt."
Met een zijdelingschen, min of meer angstigen blik naar het
binnenvertrek antwoordt de pandjesbaas: "Praatjes, allemaal
praatjes!--'k Zou misschien wat over kunnen hebben, wanneer ik
minder voor de panden gaf; want gewoonlijk ..."
"Nou, 't is goed, 'k zal je voor dezen keer gelooven", grinnikt juffrouw
Ram en vervolgt: "Het zou nog zoo gek niet zijn, als je den
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 92
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.