pandjesbaas het bed en schuift de gordijnen open.
"'n Avond, baas Strijkman," grinnikt de jongen, die met zijn beenen tegen het houten beschot trommelt.
"Satanskind! heb jij die honden losgelaten?"
"Jawel, baas Strijkman. Wat liepen ze! Ha! ha! ha!"
"Vervloekte kriek, dat zal ik je inpeperen!"
Met de ellebogen op de knie?n en de handen onder het hoofd, ziet de knaap doodkalm den ouden man in 't gelaat, terwijl hij antwoordt:
"Ze waren toch niet van jou, wel?"
"Wel wis en waarachtig waren ze van mij, voor de huur en..."
"Vader heeft verleden week toch de huur betaald...."
"Hou je mond, krates, en kom van dat bed af."
"Neen."
"Waarom niet?"
"Omdat je "krates" tegen me zegt; ik weet het wel, dat ik een bochel heb, maar jij hoeft het mij niet te zeggen."
"Hè! hè! hè! Meneer is op zijn teentjes getrapt.--Allo, gauw! kom er af."
"Neen."
"Wil je niet?--Wacht ik zal je beenen maken." Strijkman grijpt een hondenzweep, die naast de bedstede hangt, en heft ze dreigend op.
"Sla maar toe, als je durft, maar als je 't doet, bijt ik je," en evenals een dier blikkert de jongen met de witte tanden;--"ik ben niet bang voor slaag. Vader sloeg me ook, maar altijd alleen als hij me krijgen kon. Ha! ha! ha!"
Voordat de pandjesbaas recht weet wat er gebeurt, is de bultenaar van 't bed gesprongen, langs hem heen gegleden en heeft zich verschanst achter twee kisten, die als hondenhokken dienst hebben gedaan, terwijl hij nog eens sarrend herhaalt:
"Sla nou maar toe, als je kunt."
"Kom er uit, bochel, ik zal je niets doen; ik wil een paar woorden met je spreken," zegt Strijkman, met ingehouden drift.
"Leg dan eerst die zweep weg en noem me geen krates of bochel."
"Hoe heet je dan eigenlijk?"
"Dorus."
"Kom er maar gerust uit, Dorus! Ik zal je niets doen."
"Gooi eerst die zweep in den hoek, dáár, ver weg!"
"Nu goed dan. Ben je nu tevreden?" De zweep vliegt in een hoek.
Met een sprong is de knaap tusschen de kisten uit en bij de zweep, die hij stevig in de handen neemt, terwijl hij brutaal vraagt: "Nou, wat moet je dan?"
"Bijdehand genoeg," mompelt Strijkman en luid laat hij er op volgen:
"Waar moet je naar toe?"
"Weet ik het!"
"Heb je geen oom of tante?"
"Neen."
"Geen andere familie?"
"Neen."
"Dan moet je naar 't Gesticht?"
"Mij een zorg," bromt Dorus, terwijl hij met de zweep op een der kisten slaat; "in 't gesticht krijgen ze eten genoeg...."
"Zou je denken?" grinnikt Strijkman.
De jongen ziet den pandjesbaas met zijne groote donkere oogen eensklaps onderzoekend aan en vraagt, terwijl hij met de zweep op de bedstede wijst:
"Mag ik hem daar meenemen?"
"Wie?" Onwillekeurig volgen Strijkmans oogen de aangewezen richting.
"Boppie?"
"Wie is dat? Je broertje?"
"'k Heb geen broertje,--nooit gehad," antwoordt de knaap, die aanstonds daarop even fluit en met de vingers knipt.
Een kort blaffen en 't slaan van Boppie's staartje tegen de beddeplank doet den ouden man verwonderd vragen:
"Een hond? Dat kun je begrijpen! Ze hebben daar doodeters genoeg."
"Dan wil ik er ook niet heen.--Pst! hier Boppie, kom bij den baas."
't Hondje springt, uit de bedstede en nadert den jongen.
"Ba! wat een mormeldier!"
"Vind je, baas?" Dorus neemt het hondje op, en terwijl hij het in zijn armen en tegen zijn lippen drukt, zegt hij: "Wij blijven bij mekaar, hé Boppie!" en hij maakt zich gereed om de deur uit te gaan.
Strijkman verspert hem den weg en draait het slot dicht, terwijl hij vraagt:
"Hoe kom jij aan dien sleutel?"
"Die lag altijd in de latafel, dáár!"
Oogenblikkelijk begeeft de pandjesbaas zich met de lamp in de hand naar het aangewezen meubelstuk, grabbelt in de laden en haalt er uit wat slechts eenigszins waarde heeft; eenige papieren, die in de bovenste lade bij elkander liggen, trekken zijn aandacht. Vluchtig ziet hij ze door en mompelt: "Trouwakte, geboortebewijs.--Jij heet Theodorus Johan, hé?"
"Dorus heet ik.--Laat je me nu haast de deur uit?"
"Brieven, een portret in een lijstje.... Hé! 't lijkt wel een broer van Makko.--Had je nog een oom?"
"Ja! maar wat gaat jou dat aan?"
Voorzichtig legt Strijkman de papieren weer bijeen, omwikkelt ze met een stukje touw en steekt ze in zijn borstzak, terwijl hij denkt: "'k Zal ze meenemen; je kunt nooit weten, waar het goed voor is."
De kleedingstukken, die hij uit de latafel heeft gehaald, hangt hij over den arm en werpt den jongen een overjasje toe, met de woorden: "Daar, neem dat maar mee; daar heb ik toch niets aan. Dat past alleen op jou kriek."
"Dief!" schreeuwt Dorus hem, heesch van kwaadheid, toe, en rakelings vliegt de hondenzweep Strijkmans hoofd voorbij.
Boppie blaft uit alle macht, en de oude man keert zich om, raapt de zweep op en slaat er Dorus een paar malen mee over den rug, met de woorden: "Satansche bochel! ik zal je die kuren wel afleeren."
De jongen heeft uit een hoek een flesch gegrepen en schreeuwt: "Laat me er uit! Laat me er uit! of..."
De pandjesbaas ziet de saamgeknepen lippen van den knaap en een
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.