Korte Arabesken | Page 7

Louis Couperus
heeft die een ui?g smoel! Net een groote kwajongen.
- Duc, zegt André; ben je dan heusch boos?
- Ja.
- Wil je me nooit meer zien?
- Bébert niet en jou ook niet.
- Drink ik nooit meer eens een borrel met je?
- Ik heb van jullie gesoupeerd, hoor! zegt de duc, in argot.
André begint verontrust te worden. De duc meent het. En het zo? jammer zijn, want de duc tracteert wel eens op een kelkje anisette en daar is André dol op.
- Kan ik het niet meer goed maken? fleemt André, en steekt zijn poot uit.
De hertogelijke hand gaat die poot niet te gemoet. Maar de duc zegt:
- Jawel. Je kàn het goed maken. Als je wilt.
Hoe dan? vraagt André, bepaald blij om die mogelijkheid, dat geopende perspectief van een "zinc" in een bar, waarop zoet kelkje gevuld wordt na kelkje.
- Dat zal ik je zeggen! zegt de duc, en zijn stem heeft iets onvermurwbaars. Als je weêr goed vriend met me wilt worden, moet je van avond worstelen met den Lion.
- Ik? zegt André. En waarom?
- Om den Lion je te laten leggen.
- Wat??? roept André uit. Ik? Moet ik worstelen met den Lion, om ... Heb ik je goed begrepen??
- Héel goed! zeg ik. Je bent een vlugge jongen. Tweemaal zeggen is niet noodig. Toch zal ik het doen: het tweemaal zeggen. Wil je goed vriend blijven met den duc, dan worstel je van avond met den Lion, en laat je door hem netjes leggen. En als je dat niet doet,--en nu ben ik heel ernstig--hoef je nooit meer op een bankje naast me te komen.
- Maar duc, zegt André; het is je niet ernst! Ik kan toch mijn reputatie niet naar de maan gooien!
- Zoo als je verkiest, zegt de duc, koud.
André staat op. De duc denkt al, dat hij het spel verliest.
Maar André, verontwaardigd over des ducs voorstel, loopt op en neêr, op en neêr, het wilde beest gelijk.
- En wat krijg ik er voor? zegt André eindelijk, stil staande voor den duc.
- Een goed souper daarna. Een lekkere bouillabaisse, in de Réserve, is het hertogelijk antwoord.
- Honderd franc, zegt André, zijn oogen hebzuchtig in de mijne.
- Ga maar eens kijken of ik ze al niet thuis bij je gebracht heb, onder je kussen.
- Duc, zegt André; het kost me mijn reputatie. Ik doe het voor honderd franc.
- Kijk eens, André: je doet het voor een bouillabaisse ... of je doet het niet. Net zoo als je wilt. Maar àls je het doet, doe je een goed ding, maak je een medemensch gelukkig. Je verzoent je er tevens meê met den duc, en je soupeert lekker. Doe je het niet, dan doe je het niet, maar dan ben je een beroerling, net als Bébert, en is het uit tusschen ons.
- Je bent een type! roept André.
- Het is mogelijk.
- Duc, zegt André; ik doe het.
- Zonder grapjes?
- Zonder grapjes. Mijn hand er op.
Ik schud zijn hand: auw!
- André je moet niet zoo knijpen: ik weet wel, dat je sterk bent.
- Ik heb niet geknepen. - Kijk, hoe je mijn ringen in mijn vingers hebt geperst. Kom je dan van avond, op de Place Garibaldi?
- Ja. Hoe laat?
- Om zeven uur. Heel ernstig, hoor. Denk er aan: om ácht uur, bouillabaisse.
- Ik zal er zijn.
Weér handdruk; o God, die vingers, doen me zoo een pijn. Zo? André er heusch komen? ...
Ik ben er niet zeker van. ...
Ik weifel en ik twijfel. ...
Voór zeven uur ben ik op de place en vind bij den bistro den ouden Leeuw.
- Leeuw, kom eens hier. Hij komt, onder de arkaden.
- Leeuw, zeg ik; straks komt André le Pêcheur, denk ik. Dan moet je hem uitdagen.
Hij wordt bleek.
- Waarom? vraagt hij met kelderstem. Ik fluister hem iets in.
Hij glimlacht.
- Neen zegt hij, ongeloovig.
Ik knik van ja, heusch van ja, hoor.
- Neen, zegt de Leeuw. Dat zal André zich niet laten doen. Als ik hem leg, dan lég ik hem ook. Dan ben IK het, die hem leg. Maar ik zal hem niet leggen ... ik ben slap, ik heb gedronken.
Ik ruik het . ...
- En ik wil niet met hem worstelen.
- Jawel, Leeuw, zeg ik; je moèt met hem worstelen, als hij straks komt. - Nou ... zegt de Leeuw, half zat. We zullen wel zien. Ik heb het kostuum laten halen. Het zit me nauw, maar dat is de mode, zeggen ze.
- Ja, zeg ik, serieus. Nauw is de mode. Maar je moet het nu aandoen en niet naar "tante" brengen.
- Het is al bij "tante," zegt de Leeuw. Heusch, meneer de duc, het was me te veel naar de mode.
- Nu, dan maar niet aandoen, beste kerel, zeg ik wat treurig en kijk naar zijn kwalijk riekend bronzen jasje en gelapte broek. Maar worstel nu straks met André. Als je het doet, dan
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 13
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.