komt, onder de arkaden.
- Leeuw, zeg ik; straks komt André le Pêcheur, denk ik. Dan moet je
hem uitdagen.
Hij wordt bleek.
- Waarom? vraagt hij met kelderstem. Ik fluister hem iets in.
Hij glimlacht.
- Neen zegt hij, ongeloovig.
Ik knik van ja, heusch van ja, hoor.
- Neen, zegt de Leeuw. Dat zal André zich niet laten doen. Als ik hem
leg, dan lég ik hem ook. Dan ben IK het, die hem leg. Maar ik zal hem
niet leggen ... ik ben slap, ik heb gedronken.
Ik ruik het . ...
- En ik wil niet met hem worstelen.
- Jawel, Leeuw, zeg ik; je moèt met hem worstelen, als hij straks komt.
- Nou ... zegt de Leeuw, half zat. We zullen wel zien. Ik heb het
kostuum laten halen. Het zit me nauw, maar dat is de mode, zeggen ze.
- Ja, zeg ik, serieus. Nauw is de mode. Maar je moet het nu aandoen en
niet naar "tante" brengen.
- Het is al bij "tante," zegt de Leeuw. Heusch, meneer de duc, het was
me te veel naar de mode.
- Nu, dan maar niet aandoen, beste kerel, zeg ik wat treurig en kijk naar
zijn kwalijk riekend bronzen jasje en gelapte broek. Maar worstel nu
straks met André. Als je het doet, dan ...
- Wat dan?
- Dan krijg je wat van me.
- Dàn doe ik het!
Het is afgesproken. Wat stinkt de vent naar absinth!
Ik loop wat om, langs de zee, en weêr terug. De avond is gevallen als ik
weêr op de Place Garibaldi kom. Zie, de Lion heeft zijn tapijtje
gespreid; hij heeft zelfs een verlichting van acetyleen, die een vreeslijk
luchtje geeft. En hij staat, op zijn tapijtje, gewichten te heffen. De tors
naakt, is hij verjeugdigd. Toch doet hij mij onweêrgeefbaren weemoed
aan. Zijn lichaam--hij heeft alleen een donkere onderbroek aan--is, hoe
gespierd ook, gesloopt, vervallen, met vreemde holtes tusschen de
spieren en zoo grauw bleek mager van tint, als of hij niet genoeg eet, en
te veel drinkt. Zijn weinige vleesch heeft een tint van absinth, is groen
en groezelig in den heen-en-weêrschijn der lampen. Zijn gezicht heeft
iets verwaands, zijn oogen kijken laatdunkend. Hij heft machinaal zijn
gewichten.
Hij heeft mij gezien en groet mij. Hij pozeert nu voor zijn publiek, dat
niet groot is: een paar voyou's, enkele trambeambten, een paar
straatjongens.
- Wie onder het geëerde publiek wil zich meten met den Lion du
Littoral? Wie den Lion legt, zonder de bij de lutte verboden trucs,
ontvangt eén thune (vijf francs). Wie onder het ge-ëerde publiek. ...
Ik voel op mijn schouder een zwaar gewicht. Het is bedoeld als
vrienschapsgebaar, want mij omwendende, bons ik tegen André le
Pêcheur, die zijn handen op mij gelegd heeft.
- Je ziet, duc, ik ben gekomen, fluistert André. Eigenlijk vind ik het
beroerd wat je me gevraagd hebt te doen, maar je was zoo drommels
kwaad van morgen, dat. ...
- André, fluister ik; wat kan het je schelen ... hier, op de Place Garibaldi!
Doe het nu, niet waar, doe het in drie minuten: laat hij je even leggen,
en dan gaan we de bouillabaise eten.
Dat laatste geeft den doorslag.
- Wie onder het geëerde publiek wil zich meten met den Lion? blageert
Theofile, verwaand en laatdunkend. ...
Maar hij heeft André bespeurd. Hij wordt bleek.
- Ik! roept André.
Emotie onder het publiek, dat aanzwelt. Het is in eens propvol.
Ik ben den Lion genaderd en fluister hem toe:
- Ik ben overtuigd, dat je André legt ... Je bent "en forme" van avond: ik
zie dat aan je oogen. ...
Arme, waterige absinth-oogen van den Leeuw
- Gelooft u, meneer? aarzelt, groenbleek, de Leeuw.
Maar André heeft zijn jasje al uitgetrokken, zijn broek, zijn hemd: hij
staat--stel u gerust!--op een zwart onderbroekje na, zoo als God hem
schiep en deed groeien. Neen ... zoo staat hij niet. André heeft veel aan
zichzelven gewerkt. Of liever verwerken laten. André staat ... niet als
een mensch, maar als een kunstvoorwerp. Want André is geheel en al
getatoueerd!
André heeft iets van een prentenboek. Onder het publiek zijn kreten
van pleizier en aardigheid om André uitgestooten. Allen omringen hem
om hem beter te zien.
Het is moeilijk u een katalogus te geven van alles wat op André's
forsche muskulatuur al zoo te zien is. Laat mij het echter beproeven.
André's guitige, een beetje bestiale, maar bruut-mooie kop,--donker
haar en vleezig lacherig gezicht, met lacherige oogen en lachenden
mond--staat op een massieven nek, die breed aflijnt naar kolossale
schouders. Zijn vierkante borsten, zijn ijzerharde bicepskogels, geheel
zijn naakte tors, zijn bult-dijen en enorme kuiten zijn één en al
illustratie, blauw-zwart op zijn jongroze vleesch. Om zijn hals is
getatoueerd een slang, die als een snoer neêr
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.