zijn de woorden, voorgesteld door het moderne Duitsche woord Reich
(Hollandsch, rijk), Amt (Hollandsch, ambt) en het Gothische reiks,
Koning, welke woorden alle ontwijfelbaar van Keltischen oorsprong
zijn. De Jubainville telt eveneens onder de woorden, aan het Keltisch
ontleend, Bann, een bevel, Frei, vrij; Geisel, een gijzelaar, Erbe, een
erfenis; Werth, waarde; Weih, gewijd, Magus, een slaaf (Gothisch);
Wini, een vrouw (Oud-Hoogduitsch); Skalks, Schalk, een slaaf
(Gothisch); Hartha, slag (Oud-Duitsch); Helith, Held, een held, van
denzelfden stam als het woord Kelt; Heer, een leger (in het Keltisch
choris); Sieg, overwinning; Beute, buit; Burg, een kasteel; en nog een
aantal andere woorden.
De etymologische geschiedenis van sommige van die woorden is
bijzonder merkwaardig. Amt, bij voorbeeld, dat woord, dat van zoo
groote beteekenis is in het moderne Germaansche staatsbestuur, kan
teruggevoerd worden tot een oud Keltisch woord ambhactos, dat is
samengesteld uit de woorden ambi, omtrent en actos een verleden
deelwoord, afgeleid van den Keltischen stam AG, dat handelen
beteekent. Nu is ambi afgeleid van het oorspronkelijke
Indo-Europeesche mbhi, waar de m aan het begin een soort van klinker
is, die later in het Sanskrit is voorgesteld door a. Die klinker m werd
een n in die Germaansche woorden, die onmiddellijk zijn afgeleid van
de oorspronkelijke Indo-Europeesche taal. Maar het woord, dat nu door
amt wordt voorgesteld, komt in zijn oudsten Germaanschen vorm voor
als ambaht, waaruit dus duidelijk blijkt, dat het afstamt van het
Keltische ambhactos.
Zoo wordt het woord frei in zijn oudsten Germaanschen vorm
gevonden als frijo-s, dat afkomstig is van het oorspronkelijke
Indo-Europeesche prijo-s. Het woord beteekent hier echter niet vrij; het
beteekent bewind (Sanskrit priya-s). Wij zien echter, hoe in de
Keltische taal prijos zijn p aan het begin verliest, in het oude Keltisch
was de moeilijkheid, die letter uit te spreken een eigenaardig kenmerk;
tevens veranderde de j, volgens een vasten regel, in dd, en zoo komt in
de moderne volkstaal van Wales het woord voor onder den vorm
rhydd--vrij. De Indo-Europeesche beteekenis is in de Germaansche
talen blijven bestaan in den naam van de godin der liefde, Freia, en in
de woorden Freund, vriend, Friede, vrede. De beteekenis van het
woord op het gebied van het burgerlijk recht kan tot een Keltischen
oorsprong worden teruggebracht, en schijnt in dien zin aan het Keltisch
ontleend te zijn.
Het Germaansche Beute, buit, roof, heeft een bijzonder leerzame
geschiedenis. Er bestond een Gallisch woord bodi, dat gevonden wordt
in samenstellingen, zooals de plaatsnaam Segobodium (Seveux), en
verschillende namen van personen en stammen, zooals Boudicca, beter
bij ons bekend als de "Britsche strijdlustige koningin", Boadicea. Het
woord beteekende oudtijds "overwinning." Maar de vrucht der
overwinning is de buit, en in dien stoffelijken zin werd het woord
overgenomen in het Duitsch, in het Fransch (butin), in het Noorsch
(byte), en in de volkstaal van Wales (budd). Daarentegen heeft het
woord zijn hoogere, meer verheven beteekenis gehouden in het Iersch.
In de Iersche vertaling van Kronijken XXIX, 11, waar de Vulgata in het
oorspronkelijke luidt: "Tua est, Domine, magnificentia et potentia et
gloria et victoria", wordt het woord victoria in het Iersch vertaald door
búaidh, en zooals de Jubainville terecht opmerkt, "ce n'est pas de butin
qu'il s'agit." Hij vervolgt zijn betoog aldus: "Búaidh heeft in het Iersch,
dank zij een krachtige en voortdurende beschaving, de verheven
beteekenis gehouden, die het in de taal der Gallische aristocratie had.
De stoffelijke beteekenis van het woord werd alleen opgemerkt door de
lagere klassen der bevolking, en het is de overlevering van die lagere
klassen, die in de Germaansche, Fransche en Cymrische talen is
bewaard gebleven." [20]
Er waren echter twee dingen, die de Kelten òf niet wilden òf niet
konden opdringen aan de overwonnen Germaansche stammen--hun taal
en hun godsdienst. In die twee groote factoren van raseenheid en trots
liggen de zaden van den opstand der Germanen en ten slotte van het
omverwerpen der Keltische overmacht. De namen der Germaansche
godheden verschillen van die der Keltische, ook hun
begrafenisgebruiken, waarmede de diepste godsdienstige opvattingen
der oorspronkelijke rassen samenhangen, zijn geheel andere. De Kelten,
of ten minste het overheerschende gedeelte van hen, begroeven hun
dooden, en beschouwden het gebruik van vuur als een vernedering, die
alleen mocht worden opgelegd aan misdadigers, of aan slaven of
gevangenen bij die vreeselijke menschenoffers, die de grootste smet
zijn op hun oorspronkelijke cultuur. De Germanen daarentegen
begroeven hun beroemde dooden op brandstapels, evenals de oude
Grieken--en als geen brandstapel kon worden opgericht voor het
geheele lichaam, dan werden de edelste deelen, zooals hoofd en armen,
verbrand, terwijl het overige gedeelte werd begraven.
Ondergang van het Keltische rijk.
Wij zullen wel nooit met juistheid te weten komen, wat geschiedde ten
tijde van den Germaanschen opstand; doch zeker is het, dat ongeveer
na het jaar 300 v.C. de Kelten allen mogelijken politieken samenhang
en alle gemeenschappelijk streven hadden verloren, die
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.