zij ooit hadden
bezeten. Als waren zij door de uitbarsting van de eene of andere
onderaardsche kracht uiteengescheurd, stortten hun stammen als
stroomen lava neer naar het zuiden, oosten en westen van hun
oorspronkelijke woonplaats. Enkelen baanden zich een weg naar
Noord-Griekenland, waar zij het schandelijk vergrijp pleegden, dat hun
vroegere vrienden en bondgenooten zoozeer ergerde, en wel de
plundering van den tempel van Delphi (273 v.C.). Anderen
hernieuwden, doch met slechter resultaat, den ouden strijd met Rome,
en kwamen in groote menigte te Sentinum (295 v.C.) en bij het meer
Vadimo (283 v.C.) om. Eén afdeeling drong tot Klein-Azië door, en
stichtte den Keltischen staat Galatia, waar, zooals de Heilige
Hieronymus verhaalt, nog in de vierde eeuw na Christus een Keltisch
dialect werd gesproken. Anderen namen als huurtroepen dienst onder
Carthago. Een woelige oorlog van Kelten tegen verstrooide
Germaansche stammen, of tegen andere Kelten, die vroegere golvingen
van veranderingen in woonplaats en van verovering
vertegenwoordigden, werd over geheel Midden-Europa, Gallië en
Brittannië gevoerd. Toen deze tot rust kwam, bleven Gallië en de
Britsche eilanden feitelijk de eenige overblijfselen der Keltische
oppermacht, de eenige landen, die nog onder Keltische wetten en onder
Keltische leiding stonden. Tegen het begin der Christelijke jaartelling
waren Gallië en Brittannië onder het juk van Rome gekomen, en was
het slechts de vraag, hoe lang het nog zou duren, voordat zij in ieder
opzicht in zeden en karakter geheel Romeinsch zouden geworden zijn.
De eigenaardige historische gesteldheid van Ierland.
Ierland was het eenige land, dat nooit door de Romeinsche legioenen
bezocht, laat staan onderworpen was, en dat in naam zijn
onafhankelijkheid tegen alle bezoekers wist te handhaven tot aan het
einde der twaalfde eeuw, doch practisch zelfs nog een goede
driehonderd jaar later.
Ierland is hierom dan ook van een zoo eigenaardige beteekenis, en
boezemt ons dan ook hierom zooveel belang in, dat het een zuiver
inheemsche Keltische beschaving, Keltische instellingen, kunst en
letterkunde en den oudsten nog in leven gebleven vorm der Keltische
taal [21] over de kloof draagt, die de oude wereld van de moderne
scheidt, de heidensche van de Christelijke, en die haar brengt onder het
volle licht der moderne geschiedenis en der moderne waarneming.
Het Keltische karakter.
De zedelijke zoowel als de lichamelijke karaktertrekken door de
classieke schrijvers aan de Keltische volken toegeschreven, vertoonen
een merkwaardige helderheid en bestendigheid. Veel wat omtrent hen
wordt verhaald, zou, zooals wel te verwachten was, kunnen worden
gezegd van ieder nog primitief en ongeletterd volk, maar er blijft toch
zóóveel over, dat hen onder de verschillende menschenrassen
onderscheidt, dat indien die oude mededeelingen omtrent de Kelten
zouden worden voorgelezen zonder dat de naam van het ras genoemd
werd, waarop zij sloegen, iedereen, die alleen door zijn kennis der
nieuwe geschiedenis daarmede bekend was, zonder een oogenblik te
aarzelen de Keltische volken zou noemen als die, waarvan in de
beschrijving werd melding gemaakt.
Sommige van die mededeelingen zijn reeds door ons aangehaald, en
wij behoeven de bewijzen niet te herhalen, die ontleend zijn aan Plato,
Ephorus of Arrianus. Maar wel mogen wij hier een opmerking aanhalen,
die M. Porcius Cato over de Galliërs maakt. "Er zijn twee dingen," zoo
zegt hij, "waaraan de Galliërs bijzonder gehecht zijn--de krijgskunst en
de scherpzinnige wijze van uitdrukking" ("rem militarem et argute
loqui").
De beschrijving van Caesar.
Caesar heeft ons een nauwkeurige en critische beschrijving van hen
gegeven, zooals hij ze in Gallië heeft leeren kennen. Zij waren, zooals
hij zegt, bijzonder strijdlustig, maar spoedig door tegenspoed uit het
veld geslagen. Zij waren zeer bijgeloovig, en onderwierpen zich aan de
beslissing der Druïden in alle publieke en private aangelegenheden, en
beschouwden het als de grootste straf, als zij in den ban werden gedaan
en hun geweigerd werd aan de godsdienstige ceremoniën deel te
nemen.
"Zij die op dien grond in den ban zijn gedaan (omdat zij geweigerd
hadden zich te onderwerpen aan een beslissing der Druïden) worden
onder de laagsten en de goddeloozen gerekend; iedereen ontvlucht hun
gezelschap en vermijdt het zich met hen in een mondgesprek te
begeven, uit vrees, door die nauwere aanraking te worden besmet; zij
mogen geen rechtsgeding aanhangig maken; en geen enkele betrekking
wordt hun toevertrouwd. De Druïden zijn meestal vrij van militairen
dienst en dragen niet, zooals de anderen, in de belasting bij... Door
dergelijke belooningen aangemoedigd, komen een aantal van hen uit
eigen beweging in hun scholen, en worden door hun vrienden en
bloedverwanten daarheen gezonden. Men vertelt, dat zij daar een aantal
verzen uit het hoofd leeren; enkelen zetten hun opvoeding gedurende
twintig jaar voort; en evenmin wordt het voor geoorloofd beschouwd
die dingen (de leerstellingen der Druïden) op schrift te brengen, hoewel
zij in bijna alle openbare handelingen en private mededeelingen de
Grieksche letterteekens gebruiken."
De Galliërs waren fel op nieuwtjes en vielen kooplieden en reizigers
lastig met hun ijdel gesnap [22],
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.