Individualisme en socialisme | Page 4

Oscar Wilde
instellingen kan tenminste een zeer groot aantal menschen een leven leiden, dat een zeker peil van vrijheid en zelf-verwezenlijking en geluk bereikt, maar onder een systeem van nijverheidskazernes of een ander soort oeconomische tyrannie zo? het niemand mogelijk wezen zelfs zulk een beperkte vrijheid te genieten. Men kan het betreuren, dat op het oogenblik een deel onzer gemeenschap eigenlijk in slavernij leeft, maar om het vraagstuk te willen oplossen door de geheele gemeenschap tot slaven te maken, is een kinderachtig voorstel. Ieder mensch behoort geheel en al vrij gelaten te worden in de keus van zijn eigen arbeid. Geen dwang in welken vorm ook mag over hem uitgeoefend worden. Want indien dat gebeurt, is zijn arbeid niet loonend op zich-zelf, en niet loonend voor hem, en niet loonend voor anderen. En met arbeid bedoel ik hier eenvoudig bezigheid van elken aard.
Ik kan moeilijk denken, dat er op het oogenblik nog socialisten zo?den zijn, die in ernst voorstellen dat opzichters elken morgen alle huizen zo?den rondgaan om toe te zien, dat iedere burger opstond en zijn acht uur handenarbeid verrichtte. De menschheid is dat standpunt voorbij, en wil zulk een levenswijze beperken tot de wezens die zij met een zeer willekeurige benaming misdadigers belieft te heeten. Maar ik moet toegeven dat vele socialistische beschouwingen, die mij onder de oogen kwamen, mij aangestoken lijken met denkbeelden, zooal niet van daadwerkelijken dwang, dan toch van gezagmatigheid. Nu vallen natuurlijk gezagmatigheid en dwang buiten bespreking. Elke menschenbond behoort geheel vrijwillig te zijn. Alleen in een vrijwilligen bond komt de menschheid schoon tot haar recht.
Maar men zo? kunnen vragen, hoe het individualisme, dat nu voor zijn ontwikkeling min of meer afhankelijk is van het bestaan van den bijzonderen eigendom, voordeel zal kunnen hebben bij de afschaffing van den bijzonderen eigendom. Het antwoord is heel eenvoudig. Het is waar, dat onder de nu heerschende voorwaarden eenige enkele menschen die een eigen vermogen hadden, als Byron, Shelley, Browning, Victor Hugo, Baudelaire en anderen, in staat zijn geweest hun persoonlijkheid min of meer volkomen te verwerkelijken. Niemand van hen heeft ooit een enkelen dag gewerkt voor loon. Zij waren gevrijwaard voor armoede. Zij hadden een onberekenbaar gunstige positie. De vraag is dus of het in het voordeel van het individualisme zo? wezen, indien zulk een gunstige kans zo? zijn weggenomen. Laat ons dat dan een oogenblik veronderstellen, en nagaan wat het gevolg zo? zijn voor het individualisme en hoe het er voordeel van zo? kunnen trekken.
Welnu, onder de nieuwe voorwaarden zal het individualisme verreweg vrijer, veel mooier, en oneindig intenser kunnen zijn dan tegenwoordig. Ik spreek nu niet van het hooge, in de verbeelding verwerkelijkte individualisme als van de dichters die ik zooeven vermeldde, maar van het breede daadwerkelijke individualisme, waarvan de mogelijkheid schuilt in het menschdom in het algemeen. Want de erkenning van den bijzonderen eigendom heeft in werkelijkheid het individualisme geschaad en verduisterd, doordat men den mensch is gaan verwarren met wat hij bezit. Het heeft het individualisme volkomen op een dwaalspoor gevoerd. Het heeft materi?ele winst inplaats van eigen groei tot zijn doel gemaakt. Zoodat de mensch is gaan denken dat het ding waar het op aankomt, is te hebben, en vergat dat het is te zijn. De ware vervolmaking van den mensch ligt niet in wat hij heeft, maar in wat hij is. De bijzondere eigendom heeft het waarachtige individualisme vernield en er een valsch individualisme voor in de plaats gesteld. Hij heeft het ��ene deel van de gemeenschap afgesloten van de mogelijkheid zich individueel te ontwikkelen, door hen uit te hongeren, het andere deel door hen op den verkeerden weg te brengen en te overladen. Ja, zoo volkomen is der menschen persoonlijkheid verdrongen door zijn bezittingen, dat de Engelsche wet steeds beleedigingen tegen iemands eigendom veel strenger gestraft heeft dan beleedigingen tegen zijn persoon, en eigendom is altijd nog de eerste voorwaarde voor volkomen burgerschap. De inspanning, noodig voor het maken van fortuin, is ook zeer veronzedelijkend. In een gemeenschap als de onze, waar eigendom me��brengt onbeperkte onderscheiding, maatschappelijken stand, eer, aanzien, titels en andere dergelijke aangename zaken, maakt de mensch die van nature eerzuchtig is, het zijn doel dezen eigendom op te stapelen, en gaat daar rust-en vreugdeloos me�� door, al heeft hij sinds lang veel meer dan hij noodig heeft of gebruiken kan of genieten of mogelijk zelfs berekenen. De mensch is bereid zich dood te werken om zich eigendom te verzekeren, en als men de matelooze voordeelen overweegt, die eigendom aanbrengt, kan ons dat moeilijk verwonderen. Betreuren moet men dat de maatschappij op zulke grondslagen is opgebouwd, dat des menschen leven in kanalen wordt gestuwd, waarin hij niet vrijelijk ontwikkelen kan wat wonderdadig en aandachtboeiend en vreugdewekkend in hem is, waarin hij feitelijk alle waarachtige levensvreugde en levensgenot moet verzaken. Ook is hij, onder de heerschende voorwaarden, weinig zeker van
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 23
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.