Individualisme en socialisme | Page 2

Oscar Wilde
Engeland, die menschen het schadelijkst, die meest goed trachten te doen, en ten slotte hebben wij beleefd dat mannen die in de werkelijkheid het vraagstuk hebben bestudeerd en op de hoogte zijn van zijn levensverschijnselen--academisch gevormde mannen die in Oost-Londen leven--de gemeenschap met klem van rede hebben aangezocht, haar altru?stische aandriften van weldadigheid, welwillendheid en dergelijke te beteugelen. Zij doen dit op grond dat weldadigheid van dien aard verlaagt en veronzedelijkt. Zij hebben volkomen gelijk. Weldadigheid schept een sleep van zonden. Men kan ook nog hierop wijzen, dat het onzedelijk is om den bijzonderen eigendom te gebruiken met de bedoeling om de euvels die van de instelling van den bijzonderen eigendom gevolg zijn, te verlichten. Het is evenzeer onzedelijk als valsch.
Onder het socialisme zal dit alles natuurlijk gewijzigd worden. Er zullen dan geen menschen zijn, die leven in vunze krotten en vunze vodden, en die ongezonde, hongergekwelde kinderen trachten groot te brengen te midden van onmogelijke allerterugstootendste omgevingen. De veiligheid der samenleving zal niet, als nu, afhankelijk zijn van den staat van het weder. Als de vorst invalt, zullen wij niet een honderdduizend werkloozen hebben, die in een toestand van walgelijke ellende de straten afloopen of kermen tot hun buren om een aalmoes, of zich verdringen aan de deuren van walgingwekkende toevluchten om zich een homp brood of een onreine slaapgelegenheid voor den nacht te verzekeren. Elk lid der maatschappij zal deelen in het algemeen welvaren en het algemeene geluk der maatschappij, en als de vorst invalt, zal niemand er feitelijk slechter aan toe zijn.
Aan den anderen kant zal het socialisme als zoodanig zijn waarde hebben om de eenvoudige reden dat het voeren zal tot een hooger individualisme.
Het socialisme, of communisme, of hoe men het belieft te noemen, zal den bijzonderen eigendom omzetten in staatsvermogen, en samenwerking in de plaats stellen van concurrentie, en zoodoende de maatschappij herstellen in haar zuiveren staat van door-en-door gezond organisme, en den materi?elen welstand van elk lid der gemeenschap waarborgen. Het zal feitelijk aan het leven zijn natuurlijken grondslag en zijn natuurlijke ontwikkelingssfeer geven. Maar voor de volle ontwikkeling des levens tot zijn hoogsten staat van volmaaktheid is meer noodig. Wat noodig is, is individualisme. Indien het socialisme gezagmatig zal zijn; indien er regeeringen zullen zijn, gewapend met oekonomische macht, zooals zij dat nu zijn met politieke; indien wij, in ��en woord, bestemd zijn onder nijverheidstyranie?n te leven, dan zal het laatste van den mensch erger zijn dan zijn eerste. Op het oogenblik, ten gevolge van het bestaan van den bijzonderen eigendom, worden een groot getal menschen in staat gesteld een zekere zeer begrensde mate van individualisme te ontwikkelen. Zij zijn ��f niet onder de noodzakelijkheid te werken voor hun onderhoud, ��f zijn in staat in een bepaalde sfeer zulk een werkzaamheid te kiezen als werkelijk met hun aard overeenkomt en hun genot geeft. Dit zijn de dichters, de wijsgeeren, de mannen der wetenschap, de mannen der cultuur--in ��en woord, de wezenlijke menschen, de menschen die zich-zelf verwezenlijkt hebben, en in wie de geheele menschheid een gedeeltelijke verwezenlijking behaalt. Daartegenover staan een groot aantal menschen die, omdat zij geen persoonlijken eigendom hebben en onder voortdurende bedreiging van den hongerdood staan, er toe gedreven worden het werk van lastdieren te doen, d.i. werk te doen, dat geheel met hun aard in strijd is en waartoe zij gedwongen worden door de gebiedende, onredelijke en verlagende tyrannie van het gebrek. Dit zijn de armen, en bij hen vindt men geen gratie van manieren, geen adel van woord, geen beschaving, geen cultuur, geen verfijning inzake genot, geen levensvreugde. Van hun gezamenlijke werkkracht behaalt de menschheid groote voordeelen van materi?elen voorspoed. Maar deze materi?ele winst blijft de eenige, en de arme telt als persoon op zich-zelf volstrekt niet mede. Hij is enkel het oneindig kleine atoom van een kracht die, verre van hem te ontzien, hem fnuikt; een kracht die hem liever gefnuikt ziet dan niet, daar hij in het eerste geval veel en veel meegaander is.
Natuurlijk zo? men kunnen opmerken dat individualisme, geteeld onder de voorwaarden van den bijzonderen eigendom, niet altijd, zelfs niet door de bank, van een mooie of verrukkelijke soort is, en dat de armen, al hebben zij geen cultuur of gratie, toch vele deugden bezitten. De ��ene opmerking is al even waar als de andere. Het bezit van bijzonderen eigendom is zeer vaak bovenmate veronzedelijkend, en dit is zeker een der redenen waarom het socialisme de instelling van de baan wil hebben. Feitelijk is eigendom een onmiskenbare hinder. Enkele jaren terug gingen er alom in den lande stemmen op dat eigendom zijn plichten heeft. De menschen zeiden het zoo vervelend dikwijls, dat ten slotte de Kerk het is gaan verkondigen. Men kan het nu van iederen kansel hooren. Het is in allen deele waar. Eigendom heeft niet alleen plichten, maar heeft zoo vele plichten,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 23
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.