In het gebied van het Tsadmeer met de expeditie Tilho | Page 4

L. Roserot de Melin
een lange tocht door ongastvrij land van de
streek, waar ze woonden, en hun dieren hadden rust noodig. Hoe groot
was dus mijn verbazing, toen ik hen des avonds niet zag terugkeeren!
Ik dacht eerst, dat ze wat te ver waren gegaan, om weideland te zoeken,
en ik zond hun mannen te paard te gemoet. Verloren moeite! Ik vernam,
dat dadelijk na aankomst de roovers de kameelen hadden bestegen en
dat, de ossen vóór zich uitdrijvend, ze denzelfden weg hadden
ingeslagen, dien wij waren afgekomen, zonder zelfs te wachten op het
maal, dat ik voor hen in gereedheid had laten brengen.
De toestand was kritiek. Mijn karavaan bestond uit veertig lasten, en er
was geen enkel lastdier in het dorp. Ik kon ook niet wachten, want de
instructies, die ik had ontvangen, schreven mij voor, ten spoedigste
naar Zinder te gaan, om er het voor de expeditie bestemde geld te halen,
en kapitein Tilho moest op mij wachten te Düngass. Met tegenzin en
omdat er mij niets anders overbleef, nam ik vijf dragers aan, die ik de
bagage liet dragen, waar ik het onmogelijk buiten kon stellen, en, het
goed achterlatend onder de hoede van twee tirailleurs, zette ik mijn weg
naar Tessaoea en Zinder voort. De schutters voegden zich tusschen de

beide plaatsen weer bij mij met de kisten en de lastdieren, die ik
inderhaast op den post van Tessaoea had gevraagd. Tot overmaat van
ramp was mijn horloge stil gaan staan. Daar ik geen ander middel had
van contrôle bij het opnemen van den weg dan mijn schreden, waarvan
ik de maat kende, moest ik mijn weg te voet vervolgen en daarbij de
passen tellen, vier volle dagen lang...
De weg was nog al eentonig. Zand, altijd zand, in niet sterk
geaccentueerde duinen, waarop een struikgewas groeide van heesters,
die zelden de lengte van een mensch bereikten. In dat doodsche
landschap had het verschrikkelijke drama plaats, waarvan de kolonel
het slachtoffer werd. De graven van de kapiteins Voulet en Chanoine
zijn opgericht op een dagreis afstands van Tessaoea in de vlakte van
Maijir, waar de droeve tragedie werd afgespeeld. Hun lijken, die
eenigen tijd aan zichzelf werden overgelaten, waren elk afzonderlijk
begraven op de plaats zelve, waar ze waren neergevallen. Onlangs zijn
door de zorgen van den sectiecommandant van Tessaoea die stoffelijke
overblijfselen opgegraven en naast elkander gelegd onder den boom,
waar, naar men zegt, Voulet de officieren van zijn expeditie om zich
verzamelde, om hun mededeeling te doen van den moord op kolonel
Klobb en van zijn plan, een midden-afrikaansch rijk te stichten.
De graven bestaan uit twee grafheuvels van aarde, uitgehold door de
winterregens. Ik heb met een der tirailleurs, die bij den troep van
Voulet behoorde, de omstreken van Maijirgui bezocht. Daar, waar nu
de rustplaats voor den troep is, was de expeditie bijeen; hier, op 30O
meter afstands van het dorp, stond de schildwacht, die op kapitein
Voulet schoot; iets verder op een heuvel van zand werd Chanoine
vermoord door zijn tirailleurs, naar wie hij zich begaf, om ze te
verhinderen, weg te loopen met wapens en bagage. Niemand zal eraan
denken, de groote misdaad van de beide officieren te verontschuldigen;
maar als men in aanmerking neemt, welke enorme moeilijkheden ze
hadden overwonnen, eer ze in deze streek kwamen en de bezwaren,
waarmee ze te kampen hadden gehad, gevoelt men bij het denken aan
hun tragisch einde een groot medelijden.
Als men Zinder nadert, krijgt het landschap een ander voorkomen;
blokken graniet komen boven het zand te voorschijn en geven een
schilderachtig aanzien van rotsachtige heuvels. Men is zoo verbaasd,
steenen te zien, nadat men zoo lang heeft gereisd, zonder ze te

ontmoeten, dat het oog er aangenaam door wordt aangedaan.
In een waren chaos van eruptief gesteente is de versterkte stad Zinder
gebouwd, en onze post ziet erop neer van hooge rotsen af, die moedig
ten hemel rijzen. Die post zou alleen al de reis waard zijn, zoo
belangrijk lijkt het werk van dengene, die de zware taak op zich nam,
dit stadje te doen verrijzen. De gebouwen wijzen op een bepaald
streven naar iets architecturaals en bewijzen, dat de inboorlingen uit
deze streek met het materiaal, waarover ze beschikken, veel meer
kunnen uitrichten dan hun buren. Noch te Timboektoe, noch zelfs te
Djenné, waarvan men de bouwwerken heeft geroemd als niet veraf
staande van de egyptische kunst, hebben de zwarte metselaars zulke
sierlijke zuilen weten tot stand te brengen, zulke stoute gewelven, zulk
gracieus beeldhouwwerk, als men in de residentie Zinder kan
opmerken.
Daarbij moet erkend, dat de ligging er veel toe bijdraagt, de plaats
bekoorlijk te maken. De hoofdgebouwen worden beheerscht door een
soort van kleinen toren, boven op een hoop rotsen, en het uitzicht, dat
men daar geniet, is niet zonder grootschheid. Aan den eenen kant ziet
men de stad Zinder (Birni
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 15
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.