In het gebied van het Tsadmeer met de expeditie Tilho | Page 6

L. Roserot de Melin
die dieren te zien; maar de luitenant ter zee Audoin had het geluk, een leeuwin te schieten, wat niet zijn eerste welgelukte schot was. Het gebeurde een weinig ten westen van Katsena onder de volgende omstandigheden: De heer Audoin, die toen juist aan de grens voor de plaatsing der grenspalen kapitein Tilho verving, toen die laatste licht ongesteld was, was vroeg in den morgen vertrokken door een woestijnachtige streek. Hij reed aan de spits van zijn karavaan met zijn tolk en zijn lijfknecht, toen ze, aan den rand van een uitgedroogd moeras gekomen, het karakteristieke gebrom hoorden van leeuwen, die in hun slaap gestoord worden. Niet wetend, waar het geluid precies vandaan kwam, reed hij nog iets verder en zag zich opeens staan tegenover een zeer mooie leeuwin op geen dertig pas afstands. Het dier was half in de struiken verborgen en liet dreigend de tanden zien. Met een flinke koelbloedigheid stapte Audoin van het paard, ging een paar meters naar voren, mat den leeuw met de oogen en gaf vuur.
Weg was het beest, maar het gebrul nam in hevigheid toe. Op hetzelfde oogenblik ging een leeuw in pijlsnelle vaart op eenige meters afstands van de kleine groep voorbij en vluchtte. Het bosch was op die plek zoo dicht, dat de jager verscheiden vergeefsche pogingen deed, om bij het punt te komen, waar de leeuwin verdwenen was. Intusschen hield het gehuil niet op of ten minste het deed zich telkens weer hooren, als de zeeofficier een beweging maakte, om te naderen.
"Misschien", dacht hij, "heb ik alleen een jong leeuwtje gedood en is de moeder erbij gebleven." In die omstandigheden zou het dwaasheid geweest zijn, te trachten dichterbij te komen. Er moest intusschen een eind aan komen. De tirailleurs van het geleide waren komen aanloopen met reuzenpassen. Twee van hen werden aan elken kant van den weg geplaatst, hun geweer gereed houdend met de bajonet erop, en de luitenant trad moedig vooruit. Een paar meters verder bemerkte hij het verscheurende dier op de zijde liggend en geen teeken van leven meer gevend.
Tot overmaat van zekerheid loste hij nog een laatste schot op den, naar hij meende, dooden leeuw. Of dat ook goed was! Want in een uiterste poging sprong het dier op, vloog verscheiden meters van links naar rechts en viel neer op korten afstand van den moedigen jager. Het was gedaan. De eerste kogel was in het voorhoofd gedrongen en was dichtbij den staart uitgekomen, na het lichaam in zijn geheele lengte te zijn doorgegaan.
Verzekerd, dat de leeuwin werkelijk dood was, wierpen de schutters zich op het lijk en doorstaken het nog met bajonetsteken. De leeuwin was een der fraaiste exemplaren van de in Centraal Afrika voorkomende leeuwen. Het was niet minder dan 2.30 M. lang van de punt van den muil tot die van den staart. Ongelukkig is dit laatste lichaamsdeel verbazend gezocht bij de zwarten als talisman, en er waren nog geen twee uren verloopen, of een tirailleur had den staart stilletjes afgesneden.
Naast de Haussa's wonen in deze streek de Peulhs, nomaden, die in tijdelijke hutten leven en nu en dan van weideplaatsen veranderen. Ze zijn het fransche gezag zeer vijandig; ons bestuur kunnen ze niet verdragen, hoe zachtzinnig het ook tegen hen optreedt. Hun eenige en voortdurende zorg, is eraan te ontsnappen. Daarom hielden velen van hen zich bij voorkeur op in de onbepaalde strook, waar de tegenwoordige grens ten noorden van Katsena en Kano door loopt en die nog weinig ontgonnen en onbewoond was. Onze aankomst maakte hen onrustig en ze vreesden zonder twijfel een volkstelling. Daarom toonden ze een duidelijken afkeer van het geven van inlichtingen, die wij noodig hadden voor ons werk. Het ongeluk, dat een der onzen overkwam, was er een duidelijk blijk van.
Het is reeds moeilijk, zonder te verdwalen langs een inlanderspad te loopen door het bosch; maar het is bijna onmogelijk, zonder een betrouwbaren gids de paden te volgen, die naar de tijdelijke dorpen van de Peulhs leiden. Een Peuhl alleen kan daar den weg vinden. Nu was luitenant Lauzanne op een goeden morgen vooruitgegaan met een gids van dien stam. Na eenigen tijd bemerkte Lauzanne, die zijn kompas in de hand hield, dat hij zonder eenigen twijfel op een verkeerden weg was. Hij dwong zijn gids weer op het rechte pad te gaan en kwam op de rustplaats aan om twee uur in den namiddag, vermoeid en uitgeput, daar hij niets had gegeten sinds den morgen. De plek, waar hij was aangekomen, was verlaten. De weinige hutten, die er rondom een put stonden, waren onbewoond.
"Komaan," dacht hij, "de karavaan zal wel spoedig komen en bij gebrek aan iets anders zal ik de conserven aanspreken." Maar de namiddag verliep, zonder dat de draagossen aan den horizon opdaagden. Vermoeid van het wachten, begaf hij zich naar het naastbijzijnde dorp, kookte er zelf
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 15
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.