ambacht leeren!" antwoordde George.
"En wat wil je leeren?"
"Daar geef ik niet om, als het maar iets is waarmee ik mijn brood
verdienen kan!"
"Je bent een onverschillige jongen," zei de zeeman.
"Dat is niet waar," antwoordde George. "Nu heb ik twaalf ambachten
en dertien ongelukken. Dat wordt nooit wat goeds! Ik wil één ambacht
leeren!"
"Nu, nu, het was zoo erg niet gemeend, manneke! Weet je wat ik ben?"
"Matroos?"
"Neen!"
"Stuurman of hofmeester dan?"
"Ook al niet! Ik ben scheepstimmerman aan boord van een
oorlogsschip."
"En is dat een goed ambacht?"
"Dat zou ik wel gelooven. Z. M. de Keizer zorgt goed voor zijn
manschappen. Er is maar één Napoleon!"
"Dat zeg je! Maar zou ik dat scheepstimmeren ook kunnen leeren?"
"Waarom niet? Zou jij het bij mij aan boord willen leeren? Ik was er
juist op uit een jongen te zoeken!"
George's oogen glinsterden en den zeeman bij den arm vattend, zei hij:
"Ga mee naar vader en moeder en doe een goed woordje voor me!"
De man voldeed hieraan gaarne en.... veertien dagen later was George
aan boord van La France, een prachtig linieschip.
In den scheepstimmerman, meester Barend, zooals hij door de
Hollandsche matrozen genoemd werd, vond George een goed
leermeester en een warm vriend. Jarenlang, ook nog na den val van
Napoleon, voeren ze samen, doch na 1825 niet meer ten oorlog, maar
ter koopvaardij.
Eindelijk was meester Barend zoo gelukkig een erfenis te krijgen en
daar zijn dienstjaren juist verloopen waren, ging hij uit den zeedienst en
vestigde zich als scheepstimmerman in de stad, waar hij zijn vriend en
makker George bij zich nam. George had de eerste drie jaren aan boord
van La France niet alleen zijn vak geleerd, maar daar de betrekking van
schrijver door een gewezen schoolmeester vervuld werd, en deze in zijn
ledigen tijd gaarne nog wat deed, had George van hem geleerd wat hij,
door het ongeluk van zijn vader, in Antwerpen niet had kunnen leeren.
George schreef een goede hand en wist van het Fransch en Engelsch
zooveel, dat hij deze beide talen, zonder grove fouten te maken, lezen,
spreken en schrijven kon. Deze kennis kwam hem nu uitmuntend te pas.
Hij hield boek en meester Barend zorgde, dat het volk op de werf zijn
plicht deed. Het gevolg hiervan was, dat de scheepmakerij in bloei
toenam en toen meester Barend op 62-jarigen leeftijd aan een slepende
ziekte overleed, was George van Laeken eigenaar van de geheele zaak.
Meester Barend, die op de geheele wereld geen familie meer had, had
kort voor zijn dood alles aan George vermaakt.
Hadden George's ouders nu nog geleefd, dan had hij voor hen kunnen
zorgen, maar ze waren in 1812 kort na elkaar gestorven, en zijn zusters
waren de wijde wereld ingegaan, zonder eenig spoor van zich achter te
laten.
Oude buren verzekerden, dat ze met de vrouw van den gewezen maire
(burgemeester) van Antwerpen waren medegegaan naar Frankrijk.
Twintig jaar lang bleef George scheepstimmermansbaas, maar toen
besloot hij stilletjes te gaan leven. Hij zocht daarom een vriendelijk
gelegen plaatsje en vond dat in Schootwerve. Hij kocht daar een groot
stuk duingrond, liet er een huisje bouwen en legde er, met heel veel
moeite en voor heel veel geld, een mooi tuintje aan. Achter zijn huis
had hij berken en dwergeiken laten planten en die tierden daar
uitmuntend.
Toen hij ongeveer een jaar of tien te Schootwerve met een huishoudster
geleefd had, kwam op zekeren dag de burgemeester bij hem om te
vragen, of hij ook nog familie in Antwerpen had.
Nu, wat zou mijnheer Van Laeken zeggen? Hij wist niet beter dan van
neen.
"Ik heb anders vanmiddag een brief gekregen uit Antwerpen waarin me
gevraagd werd, of bij mij op het dorp niet een zekere George van
Laeken woonde. Daar waren twee kleine meisjes te Antwerpen
gekomen met een brief waarin stond, dat haar grootmoeder een zuster
was geweest van George van Laeken, die als scheepmakersleerling in
Franschen dienst gegaan was. Die grootmoeder had daar in Frankrijk
haar man, haar dochter en haar schoonzoon zien sterven en toen zij
voelde dat ze ook niet lang meer leven zou, had ze aan de twee
kinderen van haar dochter een brief gegeven om dien aan den
burgemeester van Antwerpen te brengen, als ze gestorven zou zijn.
Kort daarop stierf ze; haar geringe bezitting werd verkocht en in
gezelschap van den pastoor van het dorp waren ze naar Antwerpen
gegaan!"
"Nu," zei mijnheer Van Laeken, "dat kan best waar zijn. Ik zal naar
Antwerpen gaan en de zaak onderzoeken!"
Drie weken later kwam de oude heer te Schootwerve terug met twee
meisjes bij zich. Ze waren tweelingen en heetten Helena en Anna.
Voor die nichtjes was hij alles, en waar hij haar pleizier kon doen, daar
deed hij het, en zij toonden dat ze
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.