In de Oer-wouden van Afrika | Page 5

Jules Verne
zou onvoorzichtig zijn. Best mogelijk dat zij onze karavaan niet eens bespeurd hebben en wij kunnen van nacht nog wegtrekken."
Zij slopen voorzichtig nog een klein eind voort, toen de voorlooper plotseling fluisterde:
"Pas op, geen stap verder!"
Wat was er gebeurd? De vuren waren eensklaps verdwenen. Onbeweeglijk bleef het drietal staan, dikke duisternis omgaf hen, maar daar lichtten eensklaps weder een twintigtal vuren op.
"Te drommel, het is een vreemde historie", mompelde Max Huber.
En dat was het inderdaad, want de lichten schenen thans wel vijftig en honderd voet boven den beganen grond!
Wat voor wezens konden vuren aansteken, eerst op de vlakte, daarna op de hoogere en lagere takken der boomen?
"Het zijn toch geen dwaallichtjes", mompelde Max.
"Wij moeten terug", raadde de voorlooper, "ik geloof niet dat ons kamp van nacht zal worden aangevallen en wij moeten de anderen gerust gaan stellen."
"Wij kunnen dat beter doen, als wij hen tegelijkertijd kunnen meedeelen, wat die geheimzinnige lichtschijnsels eigenlijk zijn."
"Neen, mijnheer Max, wij moeten ons niet verder wagen. Er is geen twijfel, of daar ginds is een troep rondzwervende negers. Misschien ontsteken zij die vuren, om de roofdieren van zich af te houden."
"Roofdieren!" riep Max Huber, "panters en hyena's, of zelfs wilde buffels zouden wij moeten hooren brullen en het eenige geluid dat ik hoor, is het geknetter van brandend hout. Neen, ik wil het weten...."
En Max Huber ging weder verder, op den voet gevolgd door Llanga.
De voorlooper wist niet wat hij doen moest met dien ongeduldigen Franschman, maar begrijpende, dat hij hem toch niet alleen kon laten, besloot hij hem te vergezellen tot aan den rand van het woud, hoewel hij dit, zooals hij ronduit verklaarde, een verregaande roekeloosheid vond.
Eensklaps bleef hij staan en Max en Llanga deden hetzelfde en keerden zich om. De lichtschijnsels trokken hunne aandacht niet meer, zij waren eensklaps als uitgeblazen en weder heerschte diepe duisternis om hen heen.
Maar van den anderen kant klonk een dof geloei, een angstaanjagend geluid als van een naderenden stormwind....
"Wat is dat, Khamis?" riep Max Huber.
"Terug! Terug! Naar het kamp! Er is geen oogenblik te verliezen! Terug!"

HOOFDSTUK III.
VERSTROOID.
Max Huber, Llanga en Khamis hadden geen tien minuten noodig om de vijftienhonderd meter, die hen van het kampement scheidden, te doorloopen. Zij hadden zelfs geen oogenblik omgezien, het deerde hun niet, of de negers, na hunne vuren te hebben uitgedoofd, hen misschien achtervolgden---
Toen het drietal in het kampement terugkwam, vonden zij dit in groote ongerustheid, in vrees voor een onbekend gevaar, waartegen moed en tegenwoordigheid van geest niets vermogen. Vluchten was het eenige.
"Een kudde olifanten!" riep de voorlooper, buiten adem, Urdax toe.
"Ja, en in een kwartier zullen zij hier zijn en ons vermorseld hebben", antwoordde deze.
"Wij moeten naar het woud", meende John Cort.
"Dat zal hen niet tegenhouden!" zei Khamis.
"En de inboorlingen?"
"Wij hebben er geen gezien", antwoordde Max Huber.
"En toch zijn zij niet buiten het woud getrokken."
"Neen, dat zeker niet."
Verder op de vlakte, nog een halve mijl ver ongeveer, kon men een dichte massa van zwarte schaduwen zien. Een dof gerommel vervulde de lucht en de bodem deinde zelfs op en neer, zoodat de stammen der tamarindeboomen bewogen. En af en toe weerklonk een snerpend geluid, als een schril trompetten.
Afrika-reizigers hebben dit geluid zeer juist vergeleken met dat, hetwelk een trein artillerie maakt, die in vollen draf over het slagveld rijdt. Schrikkelijk was het, te denken aan het gevaar, dat de karavaan bedreigde, van verpletterd te worden onder de pooten van die honderden olifanten!
De jacht op deze reusachtige dieren is hoogst gevaarlijk. Alleen wanneer het gelukt enkele van de kudde af te scheiden, kan men het wagen den olifant door een schot, dat precies tusschen het oog en het oor treffen moet, te dooden. Maar tegen een kudde, zelfs tegen een tiental olifanten, is elke weerstand nutteloos en zelfs onmogelijk.
En toch is deze diersoort aan het uitsterven. Daar elke olifant gemiddeld voor eene waarde van vijftig gulden aan ivoor oplevert, wordt er hardnekkig jacht op gemaakt. Volgens berekening worden alleen in Afrika jaarlijks niet minder dan veertig duizend gedood, die zeven honderd vijftig duizend kilogram ivoor opleveren, welke naar Engeland verzonden worden. Maar eer een halve eeuw verstreken is, zal er op Afrika's bodem geen olifant meer zijn. Het ware inderdaad verstandiger, deze verstandige dieren te temmen, zij kunnen de vracht dragen van twee en dertig man en viermaal grooteren weg afleggen. En een tamme olifant is achthonderd �� duizend gulden waard, tegenover de vijftig gulden, die hunne slagtanden opbrengen.
De Afrikaansche olifant vormt met den Aziatischen de twee eenige nog bestaande soorten. De Afrikaansche olifant is iets kleiner dan de Aziatische, zijn huid is iets bruinachtiger, zijn ooren zijn belangrijk grooter en zijn slagtanden veel langer. Ook is hij veel woester en gevaarlijker van aard.
In de streken van de Oebanghi komt de olifant nog veelvuldig voor, daar hij hier bij uitstek het plantaardig voedsel vindt, dat hij verlangt. En Urdax,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 38
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.