In de Oer-wouden van Afrika | Page 8

Jules Verne
een
echte Yankee, maar had van de Yankees alleen de goede eigenschappen.
Hij voelde zich bij uitstek aangetrokken tot de studie der volkenkunde
en had als ontdekkingsreiziger meermalen grooten moed aan den dag
gelegd.

Max Huber was een echte Parijzenaar, vroolijk, luchthartig, edelmoedig
en dapper, maar altijd verlangend naar iets "bizonders", zoodat hij zich
niet zelden in groote gevaren zou hebben gestoken, als zijn
voorzichtiger vriend hem niet weerhouden had; en dit was sedert hun
vertrek uit Libreville meer dan eenmaal het geval geweest.
Libreville is de hoofdstad van Fransch-Congo en van de Gabon en in
1849 op den rechteroever dezer rivier gesticht. Op het oogenblik telt zij
ongeveer 1600 inwoners. Er woont een gouverneur, er is een hospitaal,
een zendingshuis, maar buiten eenige factorijen en kolenparken biedt
de stad verder niets bizonders aan. Drie mijlen verder ligt het dorp
Glass, waar vooral Duitsche, Engelsche en Amerikaansche factorijen
gevestigd zijn.
En hier hadden Max Huber en John Cort elkander zes jaar geleden
leeren kennen en een innige vriendschap gesloten. Zij waren beiden
werkzaam in de Amerikaansche factorij, die belangrijken handel dreef
in ivoor, oliën, palmwijn, en inlandsche vruchten.
Drie maanden te voren hadden de twee vrienden het plan opgevat, de
streek te bezoeken, die zich Oostelijk van Fransch-Congo en Cameroen
uitstrekt. Zij waren hartstochtelijke jagers en sloten zich gaarne aan bij
een karavaan, die toen juist uit Libreville naar die streken zou trekken,
waar het nog van olifanten wemelt, voorbij Bahar-el-Abiad tot aan
Barghimi en Darfoer. Die karavaan stond onder bevel van den
Portugees Urdax, welke reeds in 1887 deel uitmaakte van de
Vereeniging van Olifantenjagers, waarvan Stanley bij zijn komst in
Ipoto eenige zou ontmoeten.
En aanvankelijk was de tocht met deze karavaan, zooals wij gezien
hebben, zeer voorspoedig. Max Huber en John Cort, die reeds goed aan
het klimaat waren gewend, verdroegen alle vermoeienissen van zulk
een tocht, zij werden wel wat magerder, maar bleven goed gezond en
zoo zouden zij behouden zijn teruggekeerd, als thans die schrikkelijke
ramp niet over hen gekomen was! Het hoofd van de karavaan had zulk
een vreeselijk einde gevonden, terwijl zij nog slechts een
zestienhonderd mijlen van Libreville verwijderd waren!

Hoe dikwijls had Urdax hen niet over "het groote bosch" gesproken,
dat woud van Oebanghi, waarin zij thans waren. En inderdaad, het
verdiende den naam van groot ten volle! Er zijn op de aarde nog enkele
streken, bezet met duizenden boomen, streken zóó uitgestrekt, dat
menig rijk in Europa minder oppervlakte heeft!
Onder de uitgestrekte wouden der aarde worden vooral vier genoemd,
die gelegen zijn in Noord-Amerika, in Zuid-Amerika, in Aziatisch
Siberië en in Midden-Afrika.
Het eerste, dat zich in Noordelijke richting uitstrekt tot aan de
Hudsonbaai en het schiereiland Labrador, beslaat over de districten
Quebec en Ontario ten Noorden van de Sint Laurens-rivier eene
oppervlakte ter lengte van 2750 en ter breedte van 1600 K.M.
Het tweede strekt zich in de Amazonevallei in Noord-Westelijk
Brazilië uit over 3300 K.M. lengte en 2000 K.M. breedte.
Het derde, 4800 K.M. bij 2700 K.M., bedekt met zijn reusachtige
pijnboomen van 150 voet hoogte, een gedeelte van Siberië, van de
Obivlakte in het Westen tot de Indighiska vallei in het Oosten.
Het vierde eindelijk--waarover wij het in deze bladzijden meer
bepaaldelijk hebben--strekt zich uit van de Congo-vallei tot aan de
bronnen van den Nijl en de Zambesi, over een oppervlakte, die nog niet
nauwkeurig gemeten is, maar waarschijnlijk de drie hiervoor
genoemden nog overtreft.
Zooals wij mededeelden, had Urdax zich niet in dit woud durven
wagen, maar het plan gehad het Westelijk om te trekken. Hoe had ook
de wagen met zijn zes ossen in dezen doolhof vooruit kunnen komen?
Maar thans waren de omstandigheden geheel veranderd; geen wagen
meer, geen ossen meer, geen groote sleep van dragers, geen
kampgoederen. Niets was van de karavaan over dan drie mannen en
een knaap, die hier, vierhonderd mijlen in het binnenland, van elk
vervoermiddel verstoken waren!

Wat moesten zij doen? Den weg nemen, dien Urdax had willen volgen,
maar dan onder veel ongunstiger omstandigheden? Of trachten te voet
het woud dwars door te trekken?
Dit was het onderwerp, dat Max Huber en John Cort den volgenden
morgen direct bespraken.
Heel den nacht had de brave voorlooper de wacht gehouden, maar niets
had de rust der slapenden verstoord. Wel was hij meer dan eens met de
revolver in de hand, een vijftig schreden ver door het kreupelhout
geslopen, als hij eenig geluid had gehoord, maar dat bleek dan het
kraken te zijn van doode takken, of de vleugelslag van een of anderen
grooten nachtvogel.
Zoodra John Cort bij het krieken van den dag de oogen opende, had hij
Khamis gevraagd:
"En de inboorlingen?"
"En zouden zij geen sporen van hun doortocht hebben achtergelaten?"
"Wel waarschijnlijk, aan den zoom van het woud, mijnheer John."
"Laten wij dan gaan zien."
Alle vier slopen
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 39
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.