In de Oer-wouden van Afrika | Page 7

Jules Verne
zich ophijschen. Toen kon hij de anderen gemakkelijk
behulpzaam zijn om evenzoo tegen den stam op te klimmen en zoo
waren allen weldra tusschen de takken verscholen.

"Wel Max, zijt gij nu tevreden?" vroeg John Cort spottend.
"Waarover, dit is nog niet zooveel bizonders."
"Neen, maar wel zal het iets bizonders zijn, als wij behouden en wel uit
dit avontuur terugkomen", hernam de Amerikaan.
Op hetzelfde oogenblik kwam de olifantentroep als een wervelwind
aanstormen, tusschen en langs de boomen en de sterke reiswagen was
in een oogwenk omver geworpen, verbrijzeld, versplinterd, als een stuk
kinderspeelgoed!
Daar weerklonk een schot! Urdax, woedend over het verlies zijner
bezittingen, wilde althans een der olifanten daarvoor straffen. En Max,
John Cort en de voorlooper volgden weldra zijn voorbeeld.
Of de kogels doel getroffen hadden, was niet te zeggen, van mikken
kon geen sprake zijn, men moest maar in de dichte massa vuren. En wat
zou het gebaat hebben, al was elke kogel doodelijk geweest, wat
beteekenden vier olifanten minder op zulk een troep?
Zij bewogen den grond met zulk een kracht, doorwoelden den bodem
met zulk een heftigheid, dat de zwaar gewortelde tamarinden er van
schudden. Weder klonken schoten, twee ditmaal, van Urdax en den
voorlooper. Max Huber en de Amerikaan zagen het nuttelooze van dit
schieten in en achtten het beter hun kruit en kogels te sparen.
Daar gebeurde eensklaps iets verschrikkelijks! De boom, door tal van
woedende olifanten omringd, schudde geweldig en eer men het
verhoeden kon, was de Portugees ter aarde gestort. Een enkele gil
weerklonk en toen was alles stil.
"De ongelukkige!" riep John Cort.
"Aanstonds onze beurt!" antwoordde Khamis.
Wat moesten zij beginnen? Het schrikkelijk lot van Urdax, onder de
pooten der olifanten verpletterd te worden, stond ook hun te wachten.

De boom zou weldra moeten vallen, konden zij er vóór dien tijd nog
uitkomen? Maar zelfs dan, zouden zij den tijd hebben aan de olifanten
te ontsnappen? Zouden zij het woud kunnen bereiken? En bood dit
zelfs wel veiligheid aan? Daar waren immers de inboorlingen, niet
minder gevaarlijk dan deze monsterdieren!
De boom schudde zoo geweldig, dat Max Huber met zijn linkerhand
Llanga vastgreep, terwijl hij met zijn rechterarm den stam omklemde.
En werkelijk, daar lieten de wortels los en de boom neigde ter aarde,
zonder met een geweldigen slag neer te komen.
De ongelukkigen waren onmiddellijk op de been en snelden zoo hard
zij konden, in de richting van het woud. Maar nog hadden zij geen
halven mijl afgelegd, of een tiental olifanten begon hen te volgen.
"Moed, moed, volhouden!" hijgde John Cort.
Nog een mijl verder kwamen zij, zonder dat de olifanten merkbaar
wonnen maar toen waren zij ook uitgeput.
Het woud kon nog maar een honderd schreden ver zijn, en daar zouden
de vluchtelingen wellicht veilig wezen, want de olifanten konden met
hun reusachtige lichamen daar niet gemakkelijk doordringen.
Zij spanden hunne laatste krachten in, daar was reeds de rand van het
bosch, de boomen stonden zoo dicht op elkaar, dat zij bijna geen
doorgang verleenden; nog enkele schreden en buiten adem stortte het
viertal op den met allerlei planten bedekten bodem neder!

HOOFDSTUK IV.
GEEN KEUZE!
Het was toen bijna middernacht. De vluchtelingen waren thans voor de
olifanten veilig, maar zouden minstens zes uren in deze dichte
duisternis moeten doorbrengen! Zes lange uren van gevaar en angst!

"Wij moeten wakker blijven", fluisterde Khamis, zoodra hij wat op
adem gekomen was.
"Ja", antwoordde John Cort, even zacht, "wij moeten ons gereed
houden op een aanval van de inboorlingen. Zij zullen niet ver af zijn,
want hier hebben zij gekampeerd, hier heeft hun vuur gebrand, en kijk,
daar gloeien zelfs nog enkele stukken hout!"
"Nu, ik geloof, dat zij ver weg zijn", hernam de onbezorgde Max Huber,
"maar hoe het zij, ik ben dood van den slaap. Kom aan, Llanga, ga ook
liggen. Ik ga slapen, wel te rusten!"
John Cort haalde de schouders op en bleef met Khamis praten. Zij
hadden het natuurlijk over den ongelukkigen Portugees, die zulk een
vreeselijk einde gevonden had.
"Hij had het hoofd verloren!" zei de voorlooper, "nu hij zag hoe die
lafhartige dragers al zijn bezittingen roofden!"
"Arme kerel!" zei John Cort en dit waren zijn twee laatste woorden,
want door vermoeienis overmand, strekte ook hij zich op het gras uit en
was weldra in diepen slaap.
Zoo bleef Khamis alleen waken. Hij luisterde naar elk geluid, poogde
de duisternis met zijn oogen te doorboren, maar hij hoorde of zag niets
en zoo bleef hij op zijn post tot de ochtend begon te grauwen.

Onze lezers zullen wel reeds hebben opgemerkt, welk onderscheid er in
karakter tusschen Max Huber en zijn vriend den Amerikaan bestond.
John Cort was ernstig van aard en zeer practisch, wat hij met de meeste
zijner landgenooten gemeen had. Hij was in Boston geboren en dus
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 39
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.