In de Oer-wouden van Afrika | Page 6

Jules Verne
berekening worden
alleen in Afrika jaarlijks niet minder dan veertig duizend gedood, die
zeven honderd vijftig duizend kilogram ivoor opleveren, welke naar
Engeland verzonden worden. Maar eer een halve eeuw verstreken is,
zal er op Afrika's bodem geen olifant meer zijn. Het ware inderdaad
verstandiger, deze verstandige dieren te temmen, zij kunnen de vracht

dragen van twee en dertig man en viermaal grooteren weg afleggen. En
een tamme olifant is achthonderd à duizend gulden waard, tegenover de
vijftig gulden, die hunne slagtanden opbrengen.
De Afrikaansche olifant vormt met den Aziatischen de twee eenige nog
bestaande soorten. De Afrikaansche olifant is iets kleiner dan de
Aziatische, zijn huid is iets bruinachtiger, zijn ooren zijn belangrijk
grooter en zijn slagtanden veel langer. Ook is hij veel woester en
gevaarlijker van aard.
In de streken van de Oebanghi komt de olifant nog veelvuldig voor,
daar hij hier bij uitstek het plantaardig voedsel vindt, dat hij verlangt.
En Urdax, die in hoofdzaak was uitgetrokken om ivoor te verzamelen,
had dan ook rijken buit gemaakt. En thans op de terugreis bedreigde
hem eensklaps zoo groot gevaar!
Wat kon men tegen zulk een bestorming doen? Van het heele
kampement zou weldra niets dan wat splinters hout over zijn! Het
eenige redmiddel was, zich over de vlakte te verstrooien, want men
moet wel bedenken, dat de olifant minstens even hard loopt als een
paard in galop!
"Wij moeten vluchten!" riep de voorlooper.
"Vluchten?" herhaalde Urdax, en hij bedacht hoe hij dan alles verliezen
zou, wat hij op zijn langen tocht met zooveel moeite en gevaren
verworven had.
"En waarheen moeten wij vluchten?" vroeg Max Huber.
"Naar het woud."
"En de negers?"
"Daar is minder gevaar dan hier", hernam Khamis.
Was dit werkelijk zoo? Niemand wist het, maar hier blijven kon men in
elk geval ook niet; de eenige kans om niet vermorseld te worden onder

de hoeven der aanstormende olifanten was een schuilplaats te zoeken in
het bosch.
Maar zou daar tijd voor zijn? Twee kilometer ver moest men, en de
kudde was hoogstens tot op één kilometer genaderd!
Urdax stond besluiteloos.
"Laten wij den wagen naar den anderen kant van den heuvel brengen",
zei hij ten laatste, "misschien zijn wij daar veilig."
"Te laat", merkte de voorlooper op.
"Doe wat ik je zeg", herhaalde Urdax zenuwachtig en driftig.
"Maar hoe kan ik dat?" herhaalde Khamis, en hij had inderdaad wel
recht tot die vraag, want de trekossen waren in doodsangst gevlucht en
holden helaas, juist in de richting van de olifanten, die hen als vliegen
zouden vertrappen.
Toen Urdax dit zag riep hij:
"Alle dragers, hier!"
"De dragers", herhaalde Khamis, "die vluchten ook!"
"De lafaards!" riep John Cort.
En inderdaad, al de negers snelden weg, deze met een baal goed, gene
met een paar slagtanden; niet alleen als lafaards, maar ook als dieven
verlieten zij hunnen meester!
Op hen viel niet meer te rekenen, zij zouden niet terugkomen, maar wel
een onderkomen vinden in de naburige negerdorpen. Van heel de
karavaan bleven alleen over de Portugees, de voorlooper, Max Huber,
John Cort en de negerjongen Llanga.
"De wagen! De wagen!" bleef Urdax roepen, en met groote moeite
gelukte het werkelijk aan het vijftal om het zware voertuig tusschen de

boomen te krijgen. Misschien zou het daar veilig zijn, als de troep
olifanten zich ten minste bij het boschje tamarindeboomen in tweeën
splitste.
Maar toen de wagen daar eindelijk stond, bleef aan de menschen geen
andere schuilplaats over dan de boomen.
Eerst gingen Max Huber en John Cort nog in den wagen en namen alle
patronen mede, terwijl zij den voorlooper nog een flinke bijl als wapen
gaven.
"Het zal ons wat baten", mompelde Max Huber zenuwachtig, "alleen
kanonnen zouden hier hulp kunnen verleenen!"
Khamis was eigenlijk de eenige, die zijn koelbloedigheid bewaarde. Hij
had twee revolvers in zijn gordel, de karabijn in de hand en wachtte,
wat gebeuren zou. Urdax raasde en tierde over het verlies zijner
goederen en scheen aan het dreigend gevaar weinig te denken. Llanga
toonde wel is waar geen vrees, maar volgde Max Huber op den voet.
En onderwijl werd het gerommel, het gedreun van den bodem steeds
sterker, steeds vreesaanjagender. De olifanten waren nu nog een
vierhonderd schreden ver en in het halfduister namen hunne vormen
een onnatuurlijken, beangstigenden omvang aan.
Werkelijk, het werd tijd, dat de mannen, op lijfsbehoud bedacht, een
schuilplaats zochten tusschen de takken der tamarinden. Sterke boomen
waren het, hunne stam meette aan den voet wel twee meter in omtrek,
maar zouden zij den schok van zulk een aanstormende troep olifanten
kunnen weerstaan?
De eerste takken waren dertig voet boven den grond en dus moeilijk te
bereiken geweest, indien Khamis niet gedacht had aan zijn "sjamboks".
Dit zijn riemen van neushoornhuid, waarvan hij eenige aan elkaar
gebonden over den laagsten tak wist te werpen en met behulp daarvan
kon hij
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 39
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.