ingang der stad waren geheele gezinnen aan den wegrand
gezeten, in een kring op den grond gehurkt in volkomen sans gêne.
Zedigheid is waarschijnlijk niet de hoofddeugd der roemeensche
boerinnen; misschien ook bestaan er daar andere begrippen op dat punt
dan bij ons, en het is waar, dat hoe meer men het Oosten nadert, des te
inschikkelijker wordt men voor het déshabillé.
Wij zijn te Targu Jiul, de eerste belangrijke plaats in Roemenië. Het is
een stad van 3000 inwoners, waar een school in aanbouw de aandacht
trekt, omdat zij als modelschool aangewezen wordt.
Het hôtel, waar wij afstappen, ziet er zeer goed uit en, hoogst
aangename verrassing, de eigenaar spreekt Fransch. Maar wij moeten
nu kennis maken met de roemeensche keuken! O, die roemeensche
keuken! Zure soepen, waar een half dozijn sardines in drijven. Is dat
niet iets, om u op slag den gretigsten eetlust te benemen?... Geen
roastbeef, noch biefstuk.... Runderen worden niet geslacht; zij dienen
enkel als trekdieren. Varkens loopen op straat rond, maar ze worden
evenmin geslacht, in den zomer ten minste niet, onder voorgeven, dat
het vleesch maar twee of drie dagen goed blijft. Kippen krijgt men
meer dan genoeg, maar die welke ons aan tafel werden voorgezet, zijn
magere beestjes, zoo hard gebraden, dat ze bijna geheel uitgedroogd
zijn. Schapenvleesch, trossen gekookte maïs en een gerecht, dat
koukouroute heet, schijnen de meest aanbevelenswaardige onderdeelen
van 't menu.
In de hôtels eet men met muziek. Als gij een orkest van Zigeuners treft,
hoort ge woeste, heftige, hartstochtelijke muziek; hebt ge een
roemeensch orkest, dan blijven vuur en gloed achterwege, om plaats te
maken voor klacht en melancholie. Het is om te schreien, zoo droevig;
't is in muziek omgezette smart.
Midden in den nacht worden wij gewekt door een hevig onweêr, zooals
er bij ons zelden voorkomen. Het is een opeenvolging van lange,
witachtige bliksemstralen, uitgaande van alle punten van den horizon
tegelijk en, in éénen door, de markt en de straten der stad met licht
overstroomend. Tegelijkertijd storten de watervallen van den hemel op
de aarde neer, en de straten worden tot ware rivieren. 's Morgens waren
de straten weer droog, en de lucht was zuiver en geurig.
Niettegenstaande den nachtelijken storm was van vier uur af de markt,
die tegenover ons hôtel werd gehouden, buitengewoon druk en
levendig. Men kan zich niets aardigers en schilderachtigers denken dan
die markten, waar de bewoners uit de naburige dalen samenkomen. Die
laatsten komen naar de stad in met een paar ossen bespannen karren, of
op den rug van een muilezel, door de vrouwen bereden op dezelfde
wijze als door de mannen. Zij hebben vaak een reeks van een vijftiental
bijeengebonden kippen bij zich, die er erbarmelijk uitzien. Enkele
vrouwen komen op de markt met leêge handen; maar met zeer gevuld
jakje. Als ze ter plaatse zijn, steken ze de hand vóór in hun halfgeopend
gewaad, dat daar trouwens altijd voor zak dient en halen er, 't zij een
kip, 't zij een eend uit; ik heb er zelfs gezien, die uit die bergplaats een
speenvarkentje voor den dag haalden, dat daarna moederlijk in de
armen werd gedragen.
Doch het origineelste zijn zij, die uit de stad terugkeeren met de meest
uiteenloopende voorwerpen in haar geïmproviseerden zak. Die hangt
dan zwaar omlaag op den boezelaar, en maakt bij elke schrede een
rinkelend geluid van aardewerk of men hoort er den triomfkreet van
een haan uit opstijgen, die op de markt een koopster heeft gevonden.
De vrouwen staan of zitten er langs de trottoirs met haar koopwaar vóór
zich. De verkoop van de producten is niet zeer winstgevend. Men
betaalt 30 centimes voor een kip, 10 centimes voor vier eieren, en 15
centimes voor vier liter wijn. Toch zien ze er niet uit, of ze gebrek
lijden. Ze zijn vroolijk en vriendelijk en gaan naar de markt als naar
een feest.
Haar kleeding, van onberispelijke netheid, is tevens niet onelegant. Zij
dragen een zeer wijd linnen hemd, versierd met borduursel van blauwe
en roode wol. Vóór en achter wappert een boezelaar, de catrinza, van
wol met breede strepen. In andere plaatsen hullen ze zich bij wijze van
japon in een stuk geweven stof, die zeer stijf is en rijk versierd met
motieven in kleuren. De jonge meisjes loopen altijd blootshoofds met
een op den rug hangende vlecht. Alleen de getrouwde vrouwen dragen
over het hoofd en de schouders een sluier van zeer lichte stof en in
enkele steden hebben zij een mannenhoed op, die niet zeer gracieus
staat.
De kleeding van de mannen herinnert aan de oude dracht der Daciërs,
zooals zij op de Trojanus-zuil is weergegeven. Zij bestaat uit een hemd
van grof linnen, om het middel bevestigd met een breeden leêren gordel,
die voor zak dient. Onder het hemd wordt de linnen broek gedragen,
gewoonlijk sluitend van de
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.