zeven en twintig uitgedoofde kraters. Zulke streken
hebben eene formatie als die der maanoppervlakte. Men vindt zulke
groepen van uitgedoofde vulkanen b.v. in Auvergne, aan den Rijn bij
de Laacher See en in den Eifel.
Vooral in streken waar veel vulkanen zijn is het moeilijk onderscheid te
maken tusschen werkende en uitgedoofde vulkanen. Men noemt den
vulkaan dan maar uitgedoofd, als hij, voor zoover bekend is, nimmer
eene uitbarsting heeft gehad. Maar er is geen waarborg, dat hij steeds
uitgedoofd zal blijven. En daarenboven ontstaan menigmaal in de
vulkanische streken vulkanen op plaatsen, waar men ze niet vermoed
had. Ontelbare malen is het geschied dat een berg, dien men voor
volkomen onschuldig aanzag, zich plotseling ontpopte als een
werkende vulkaan. Zoo begonnen o.a. in de buurt van de stad
Foekoejoema in het district Bigo, gelegen aan de Noordkust der
Japansche binnenzee, den 16den Januari 1890 onderaardsche
rommelingen. Des avonds te 8 ure hoorde men een vreeselijken slag.
De top van den berg Zoo stortte plotseling in, groote hoeveelheden
zand en steenen werden uitgeworpen en vielen neder over een omtrek
van 10 kilometers. Voor zoover bekend, had de Zoo nimmer van te
voren getoond, dat hij een vulkaan was.
De vulkaanrijen op aarde komen overeen met groote plooien in de
aardlagen of met groote breukvlakten. Hier zijn de aardlagen ten
opzichte van elkaar verschoven. Men noemt deze verschuivingen in het
Duitsch "Verwerfungen," een woord dat ik bijna niet door
"verwerpingen" durf vertalen.
Die "plooien" en "verwerpingen" hangen zóó nauw samen met het
vulkanisme der aarde, dat wij er iets over moeten zeggen.
Volgens de theorie van Kant-la-Place zou de aarde eens een
gasvormige bol zijn geweest, die, langzaam afkoelende in de koude
wereldruimte, in die periode kwam, dat zij een vloeibare kogel was.
Zij gaat nu voort met warmte uit te stralen, en volgens de oudere
begrippen, wordt de buitenkant vast, terwijl het binnenste vloeibaar
blijft. Dit vaste gedeelte is de zoogenaamde lithosfeer der aarde,
waarvan slechts het buitenste gedeelte door ons gekend wordt. De
vulkanen zouden dan zijn, volgens eene zoo menigmaal reeds
geciteerde uitdrukking van Alexander von Humboldt, de
veiligheidskleppen der aarde. Het vulkanisme zou zijn: de reactie van
het vloeibare gedeelte tegen de aardkorst. En daar uit proeven blijkt, dat
de warmte in de aardoppervlakte zeer regelmatig toeneemt met 2-1/2°
Celsius voor elke 100 M. diepte, zou men reeds op eene diepte van 50
kilometer het eeuwige centraalvuur aantreffen; eene temperatuur van
1200° Celsius toch komt, volgens deze gegevens, overeen met eene
diepte van 50 kilometer. Deze verklaring van het geheimzinnige
vulkanisme der aarde is aanlokkelijk door haar eenvoud. Eensklaps
wordt ons alles duidelijk; wij hebben niets meer te vragen. Maar de
natuur is nu eenmaal niet eenvoudig. De verschijnselen, die wij
waarnemen zijn zoo gecompliceerd, dat de eenvoudige theorieën, die
met één woord geheele reeksen van feiten verklaren, bijna nooit den
toets der wetenschappelijke kritiek kunnen weerstaan. En zoo is ook
deze theorie over het vulkanisme bezweken. De grootste bedenking, die
tegen haar is ingebracht, is de betrekkelijk groote stabiliteit van de
aardkorst. Wanneer toch de geheele kern der aarde vloeibaar was, dan
zou die vloeibare massa, in volume zooveel duizenden malen meer dan
de zeeën, aan ebbe en vloed onderhevig zijn, en de oppervlakte der
aarde zou het tooneel zijn van vulkanische werkingen, waarbij de aan
menschen bekende, in het niet zouden verzinken. Trouwens het is
moeilijk aan te nemen, dat de geleidelijke afkoeling der vloeibare aarde
zoodanig is geschied, dat zij van buiten af naar binnen toe vast is
geworden. De warmte toch, die een vloeibaar lichaam afgeeft, wordt
aan dat lichaam niet ontnomen door geleiding en straling alléén, maar
hoofdzakelijk door strooming of circulatie. De vloeistofmassa, aan de
oppervlakte gelegen, wordt door afkoeling soortelijk zwaarder. Zij
zinkt derhalve in het vloeibare gedeelte. Het gevolg zou dus zijn niet
het vormen van een vaste schors en een vloeibare kern, maar het
ontstaan van een vaste kern, die, door den hoogen druk, een groot
soortelijk gewicht krijgt.
Eerst dan, als de massa taai vloeibaar wordt, zal de warmte niet door
strooming maar door geleiding worden voortgeplant. Dan eerst ontstaat,
om de taai vloeibare massa, een vast omhulsel. In dat stadium zou dan
nu onze aarde zijn. Voor deze hypothese pleit bovendien het groote
soortelijk gewicht der aarde, dat meer dan 5 bedraagt, terwijl de
gesteenten aan de oppervlakte gemiddeld een soortelijk gewicht van 2,5
bezitten. Ja er zijn zelfs geleerden, die beweren, dat die vaste kern uit
ijzer bestaat. Zij roepen daarbij de uranolithen of meteoren te hulp, die
geheimzinnige boden uit de kosmische wereld, ruïnes en stukken van
andere hemellichamen op onze aarde neergevallen. Men kent hiervan
twee soorten, de meteoorsteenen, die dan van de korst (lithosfeer) dezer
vernietigde hemellichamen afkomstig zouden zijn, en het meteoorijzer,
dat van de kern dier hemellichamen zou komen. Nieuw voedsel kreeg
deze
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.