Ik heb myne Kinderkennis vernieuwt met myn
Schoolmakkertje, Letje de Brunier. Die zegt, dat zy by eene zeer fatsoenlyke Vrouw
gelogeert is; eene Weduw, die op de Keizersgragt woont. Juffrouw de Brunier schynt wel
wat lugtig; maar dat's háár zaak. De Weduwe zal my wel innemen; althans, Letje zal het
haar voorslaan. Ik laat my niet langer plagen: ik verteer te veel geld. Ik ben immers niet
kwaad, Naatje? maar zo te leven is my onmooglyk. Wat! zou ik geen braaf mensch
kunnen zyn, om dat ik de slavin myner Tante niet zyn wil; om dat ik my naar myn zin wil
kleden, 't geen myn Voogd my gaarn inwilligt? Zou ik myn hair niet mogen opkappen,
zonder dat myn hart er by leedt? Vrees niet voor my, ik zal wel op de wagt staan. Ik ken
de liefde niet; denk er nooit om, breek myn hoofd nooit met zulke snuisteryen. Ik begeer
niets dan een leven, dat vry vrolyk en schoon afloopt; goed gezelschap, aangename
Boeken, en het vry gebruik van het Clavier.
Dit voornemen heb ik; nu weet gy alles. Bekyf my, preek, vermaan, bestraf, vlei my, ik
zal alles lezen, u liefhebben, en--myn eigen zin doen. Antwoord my toch ten eersten[8]:
wat verlang ik naar een brief van u! geadresseert in la Reine de France, chez
Mademoiselle G----. Niemand acht u hooger dan
Uwe Vriendin,
SAARTJE BURGERHART.
Noten:
[1] Wees. [2] Hier: betamelijkheid. [3] K.F. Wolff 1733—94; rat. suff. genoegz. rede. [4]
Luc. Wilh., Nut der Tegenspoeden, 1721—84. [5] Bekeerd. [6] 't Zelfde als faly: mantel.
[7] Dominee. [8] Gauw.
ZESDE BRIEF.--Cornelia Slimpslamp schrijft aan Zuzanna Hofland --Saartjes Tante, bij
wie ze inwoont--hoe Saartje als jong kind al niet deugde. Ze leest verkeerde boeken! Ze
noodigt Zuzanna bij zich.
ZEVENDE BRIEF.
MEJUFFROUW ZUZANNA HOFLAND AAN MEJUFFROUW CORNELIA
SLIMPSLAMP.
_Dierbare Vriendinne!_
Wel, wat heb ik een dag gehad, een dag gehad: och! ik vrees dat de Boze maar te veel vat
op my gehadt heeft; ik was zo toornigjes, zo toornigjes. Och ja, zo van myn hert
afgedwaalt. Dogt ik dat, toen ik dat meisje by me nam? Ik dogt, dat er wat goeds in was;
want toen haar Moeder ziek was, was zy zo stil en zo ingetogen, en kreeg ook onze
kleur[1] al; maar 't was ook maar onze kleur, en meer niet. Zy was my nog te
waereldsgezint; zo bedroeft was zy over hare Moeder; en moest het Hellewicht niet
gedagt hebben, dat ik haar beter was dan zeven Moeders? Wat zeg jy, Zusje? Ik, die alles
doe om hare lusten te doden en te kruizigen. Och ja!
Ja, het stond my ook nooit wel aan, dat zy, als zy in het oude Testament las, altyd met er
neus in de Spreuken en den Prediker zat. En ik vond het nog erger, toen Broeder
Benjamin zei: "dat Salomon al dat pligtmatige, waar van hy zo veel schreef, geschreven
hadt, in den tyds zyn's afvals; eenigjes en alleentjes om zyne Heidensche Wyven en
Bywyven te behagen, die wel zin daar aan hadden, in die blinkende zonden, zei hy; en dat,
toen Salomon zich bekeert hadt, hy ook van dat betrachten, dat doen, zoude gezegt
hebben: Ydelheid der ydelheden, dit alles is ook ydelheid". Al dat doen, Zusje, laat de
ziel maar leeg; die draf van goeije werken zyn ook al todden en vodden van eigen
gerechtigheid, zo als de Zuster Alida met yver altoos zegt.
Zusje, wat is die Broeder Benjamin toch een groot mannetje! Nou, ik zal zien te komen,
en dan zullen wy spreken van herte tot herte. Ik heb u en de broeders lief.
Z. HOFLAND.
PS. Het Theologiesch Verrekykertje van Zuster Welgeleert gebruik ik met stichting: als
je weer eens een zoet Boekje hebt, hoor.
Noot:
[1] Geestesrichting.
ACHTSTE BRIEF.--Sara schrijft Aletta de Brunier, dat ze komt, als de weduwe Sp. haar
wil hebben.
NEGENDE BRIEF.--Deze verklaart zich bereid Sara te ontvangen, tegen billijke
vergoeding. Het zal haar wel bevallen.
TIENDE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN MEJUFFROUW ALETTA DE
BRUNIER.
_Douce et tendre amie!_
_Je suis enragé_, op het oud Wyf--op myne Tante; ik wil geen week langer blyven; 't is
of ik in de hel woon. Myne Tante heeft zeer veel van zyn Satansche Majesteits karakter;
en Bregt verdient wel een schonen dienst in zyn onderaardsch ryk ... Ja! bons wat aan; ik
zal niet antwoorden, ik zal ook niet open doen. Sus! daar hompelt zy, al grommende, den
trap weêr af. Goeije reis naar beneden. Ik moet, chere, u eens een Scene tekenen, die u
niet zal uit de hand vallen.
Woensdag voormiddag raasde zy als eene bezeetene, om dat ik eenige nieuwe Aria's
speelde. (Dat's een Wyf, ook?) Zy werd geholpen door haar Hottentot van een meid, die
my dorst zeggen, dat zy ook danig ontsticht was.
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.