het zijn reusachtige schepen van ruw behouwen pijnboomen, door middel van ijzeren haken aan elkander bevestigd; de voegen zijn met mos en teer gestopt. Een schuin oploopend planken dak dient menschen en koopwaren tot beschutting. Van binnen is verreweg het grootste gedeelte der ruimte door een wand van dichte rietmatten afgeschoten: daar worden de waren geborgen. Achter aan het schip is gewoonlijk een pijnboom bevestigd, waarvan de kleinste helft in het water hangt, en die als roer dient; aan de voorzijde is een soortgelijk roer, van kleiner afmeting, aangebracht; het eerste wordt door zes of zeven, het laatste door vier of vijf mannen bestuurd. Naarmate van de grootte van het schip en de lading, worden dertig of veertig riemen, over de beide zijden gelijkelijk verdeeld, gebruikt; deze riemen zijn jonge, aan de uiteinden afgeplatte dennestammen. Zulk eene groote bark kost zes- of zevenhonderd roebels, en kan tot achthonderd ton graan vervoeren. Het eene uiteinde der praam is met planken afgeschoten, en dient tot kajuit; het ameublement van dit vertrek bestaat uit eenige banken, een tafel en ettelijke planken langs den wand, alles van dennenhout. Aan den balk der zoldering hangt een ijzeren pot, waarin het scheepsvolk, zoolang men op het water is, het eten kookt; maar zoodra de praam in een haven binnenloopt, mag er geen vuur aan boord zijn; zelfs mogen de matrozen dan geen pijp rooken. Het eten moet dan aan wal worden klaar gemaakt. Bij de praam behoort een platte schuit, uit vier of vijf saamgevoegde stammen bestaande, waarmede de matrozen ten allen tijde gemakkelijk den oever kunnen bereiken.
De leiding van het schip is toevertrouwd aan een nosnik, een loods, die midden op het vaartuig staat en den roeiers de noodige aanwijzingen geeft; hij is nauwkeurig met het vaarwater en alle ondiepten en stroomingen bekend. Voor het overige is het gezag opgedragen aan den gospodarz, die tevens hofmeester is.--Met het krieken van den dag roept de nosnik het scheepsvolk toe: "Zet u neder en bidt tot God!" Allen maken het teeken des kruises en buigen zich. Op den morgen v����r de afvaart werpt ieder een koperen geldstuk in de Dwina, om de rivier gunstig voor zich te stemmen: dan worden de touwen losgegooid, en het vaartuig drijft langzaam met den stroom mede. Doorgaans heeft men in Mei, wanneer de tocht begint, nu eens sneeuwbuien, dan vorst, afgewisseld met dooiweder; straks we��r ijzel en hagel; herhaaldelijk moet het schip tegen den wal gaan liggen, en zoo vaak de praam weder afsteekt, wordt de ceremonie met het geldstuk herhaald. Bij fraai, helder weder, wanneer het schip door den stroom wordt gedragen, zetten de roeiers, wier dienst dan niet gevorderd wordt, zich in een kring op het dek, en heffen uit volle borst een lied aan. Deze roeiers zijn mannen van ijzeren kracht, die van geen vermoeienis weten.
Zoowel de pramen als de houtvlotten en de andere binnenlandsche vaartuigen hebben in den regel een aantal pelgrims aan boord, aan wie, behalve vrije overtocht, ook nog een ration zwart brood en thee wordt verstrekt, ter belooning der diensten, die zij als roeiers of stuurlui bewijzen. Doorgaans is deze dienst niet zwaar, want de rivier zelve verricht genoegzaam al het werk; de vlotten en pramen gaan nooit stroomopwaarts. Te Solombola gekomen, wordt de lading, in den regel uit graan, vlas, hennip en dergelijke artikelen bestaande, in de vreemde schepen overgebracht, die daarop wachten, en waarvan de meesten naar de engelsche of schotsche havens zijn bestemd. De praam wordt vervolgens aan den wal gehaald, uit elkander genomen en verkocht. Het hout wordt gedeeltelijk als timmer-, gedeeltelijk als brandhout gebruikt.
Solombola, de nieuwe haven van Archangel, is niet veel meer dan een handvol verstrooide hutten, die aan een groep zwitsersche chalets zouden doen denken, indien niet de menigte van groene koepels en spitse torens u veeleer het beeld van eene bulgaarsche stad voor den geest riep. Langs de rivier loopt een soort van dam of zanddijk, vijf tot zes voet hoog; daar achter ligt het land zoo laag, dat alleen deze dijk den omtrek tegen overstrooming beveiligt. Solombola is bijkans een amphibie: in de lente, wanneer de rivier, door het smelten der sneeuw, buiten hare bedding treedt, loopt de gansche stad onder, en heeft men, even als in Veneti?, een schuit noodig, om van het eene huis naar het andere te komen.
IV.
ARCHANGEL.
De eerste indruk, dien de vreemdeling, uit de Witte-zee komende en de Dwina opvarende, ondervindt, is dat hij in eene geheel andere wereld is verplaatst: menschen en dingen herinneren hem onwillekeurig aan het Oosten.
Bij het binnenloopen der rivier, trekt het uwe aandacht dat de loods weigert het dieplood uit te werpen. "Maak u niet ongerust," zegt hij: "het is hier diep genoeg; er zal ons geen ongeluk overkomen, tenzij dan dat God het wil."--Trouwens een russische loods peilt zelden. Waartoe ook: is niet de diepte
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.