niets anders hadden gezien dan naakte, sombere rotsen, loodkleurige wolken en vuil-grauwe wateren. Maar achter de biezen, achter de struiken en boomen, zoeken wij vergeefs, wat toch bovenal leven en bekoorlijkheid aan het landschap schenkt: menschelijke woningen. Eene enkele armelijke planken hut is alles, wat wij kunnen ontdekken; in een klein weiland staan eenige mannen bij een soort van dijkje; een jeugdige knaap ligt achteloos uitgestrekt in een broze schuit, die met de deining der stoomboot op en neder wiegelt; maar niemand schijnt hier te wonen; de mannen en de knaap zijn van een naburig dorp gekomen. Zij zijn de rivier afgezakt, om voor hunne koeien wat gras te maaien, en eenig brandhout te verzamelen; straks zullen zij weder scheep gaan en naar huis keeren.
Langs de oevers der oude kanalen vindt men dorpen in menigte; die dorpen bestaan uit een groep van eenige hoogst eenvoudige woningen, rondom eene kerk en een klooster geschaard, en hier en daar geflankeerd door eenige windmolens, die hunne armen, als bezetenen, rondwentelen. Elk dorp en elk gehucht is op de vooraf aangewezen plaats gebouwd; zij gelijken allen volkomen op elkander: vergeefs zoudt ge, in bouwtrant of inrichting, eenig spoor van oorspronkelijkheid zoeken. Alles geschiedt hier naar vastgestelde regels; de pope en de starost, keizerlijk ambtenaar, moeten in alle omstandigheden geraadpleegd worden, en wat zij voorschrijven of aanraden, geldt als wet.
Overal in deze streken wordt de aandacht van den vreemdeling onwillekeurig getrokken door de groote menigte kruisen, die zich langs de kusten en langs de oevers der groote rivieren verheffen. Zoodra de hemel zich dreigend laat aanzien, gaat de zeeman aan land, richt een kruis op, en knielt neder om te bidden. Als zich dan een gunstige wind verheft, rijst hij op en keert naar boord terug, het heilige teeken op de woeste kust achterlatende, als een offer zijner dankbaarheid. Is er inderdaad ernstig gevaar, dan gaat vaak de gansche bemanning aan land; een paar boomen worden geveld en daarmede een groot kruis opgericht, waarop de namen der matrozen en de dagteekening worden gesneden. Langs de kusten der Witte-zee ontmoet men elk oogenblik deze vrome gedenkteekenen maar nergens zijn zij zoo menigvuldig als op de rotsen der Heilige-eilanden. Stomme en toch welsprekende getuigen van doorgestanen angst en onverwachte uitredding: elk kruis herinnert aan een storm.
Enkelen zijn inderdaad historische monumenten. In de hoofdkerk van Archangel bewaart men zulk een ex-voto, door Peter den Groote opgericht, toen hij in deze streken ternauwernood aan een schipbreuk ontkwam; het werd later weggenomen en naar de kathedraal gebracht. "Dit kruis is door kapitein Peter gesneden", zoo luidt het opschrift, door de hand van den Tsaar zelf vervaardigd; en dat de keizer in de beeldhouwkunst niet onervaren was, toont dit werk, dat met recht op sierlijkheid en smaak aanspraak mag maken.--Is zij niet schoon en aandoenlijk, deze gewoonte, om op de onherbergzame kusten, door stormen geteisterd, en waar zoo menig, menigeen zijn graf in de golven vond, overal de zichtbare teekenen te plaatsen van hulp en redding, als het ware de tastbare gebeden en dankzeggingen voor de goddelijke genade, die hielp waar alle menschelijke hulp te kort schoot? De engelsche matroos, door tegenwind opgehouden, verlaat, met gramschap in de ziel en luide verwenschingen op de lippen, de kust, waar hij tegen zijn zin gevangen werd gehouden. Voorzeker, Jack Tar (de bijnaam der engelsche matrozen, ons Janmaat) bezit voortreffelijke eigenschappen, die niemand hem betwisten zal: maar deze kinderlijk vrome gewoonte van den russischen zeeman, getuigt zij niet van hoedanigheden, die, uit een zedelijk oogpunt, althans niet lager staan?
Op de Dwina ontmoeten wij gansche vloten van houtvlotten en zoogenaamde praams, die ons een eigenaardig beeld van het leven in deze streken vertoonen. De vlotten bestaan uit lange reeksen van pijnboomstammen, door middel van rijshout aan elkander verbonden; op het vlot staat eene planken hut, waarin de eigenaar rustig zit te dommelen, terwijl zijne mannen op den oever hout hakken, of den gang van het vlot besturen. Deze vlotten komen dikwijls, drie- �� vierhonderd mijlen ver uit het binnenland, de Dwina en hare nevenstroomen afzakken. De slanke pijnen, in de groote wouden van Wologda en Nishny-Konetz geveld, worden naar de oevers der rivieren gesleept, en daar door krachtige handen saamgebonden en tot vlotten vereenigd. In de steden, waar men langs vaart, bestaat altijd overvloedige gelegenheid om kosteloos de noodige manschappen te vinden, ter besturing van het vlot: want een aantal boeren, die het heilige klooster van Solowetsk wenschen te bezoeken, zijn steeds bereid om aldus de rivier af te zakken. Men schenkt hun vrijen overtocht, onder voorwaarde dat zij het vlot helpen besturen, en, waar het noodig is, boomen of roeien, of ook wel trekken.
Wat de gemakken der reis aangaat, staan de praams hooger dan de vlotten. Ik weet deze vaartuigen niet beter te vergelijken, dan met de zoogenaamde arken Noachs, waarmede de kinderen spelen:
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.