Het Vrije Rusland | Page 7

William Hepworth Dixon
God zal zeker eens sterven, want Hij is reeds zeer oud; en dan
zal Sint-Nikolaas in zijne plaats treden."
Terwijl wij door den Maimaks-arm stoomen, mogen wij onze oogen
verkwikken aan het frissche groen der weilanden en dichte struiken:
eene weldadige verrassing, nadat wij zoolang niets anders hadden
gezien dan naakte, sombere rotsen, loodkleurige wolken en vuil-grauwe
wateren. Maar achter de biezen, achter de struiken en boomen, zoeken
wij vergeefs, wat toch bovenal leven en bekoorlijkheid aan het
landschap schenkt: menschelijke woningen. Eene enkele armelijke
planken hut is alles, wat wij kunnen ontdekken; in een klein weiland
staan eenige mannen bij een soort van dijkje; een jeugdige knaap ligt
achteloos uitgestrekt in een broze schuit, die met de deining der
stoomboot op en neder wiegelt; maar niemand schijnt hier te wonen; de

mannen en de knaap zijn van een naburig dorp gekomen. Zij zijn de
rivier afgezakt, om voor hunne koeien wat gras te maaien, en eenig
brandhout te verzamelen; straks zullen zij weder scheep gaan en naar
huis keeren.
Langs de oevers der oude kanalen vindt men dorpen in menigte; die
dorpen bestaan uit een groep van eenige hoogst eenvoudige woningen,
rondom eene kerk en een klooster geschaard, en hier en daar
geflankeerd door eenige windmolens, die hunne armen, als bezetenen,
rondwentelen. Elk dorp en elk gehucht is op de vooraf aangewezen
plaats gebouwd; zij gelijken allen volkomen op elkander: vergeefs
zoudt ge, in bouwtrant of inrichting, eenig spoor van
oorspronkelijkheid zoeken. Alles geschiedt hier naar vastgestelde
regels; de pope en de starost, keizerlijk ambtenaar, moeten in alle
omstandigheden geraadpleegd worden, en wat zij voorschrijven of
aanraden, geldt als wet.
Overal in deze streken wordt de aandacht van den vreemdeling
onwillekeurig getrokken door de groote menigte kruisen, die zich langs
de kusten en langs de oevers der groote rivieren verheffen. Zoodra de
hemel zich dreigend laat aanzien, gaat de zeeman aan land, richt een
kruis op, en knielt neder om te bidden. Als zich dan een gunstige wind
verheft, rijst hij op en keert naar boord terug, het heilige teeken op de
woeste kust achterlatende, als een offer zijner dankbaarheid. Is er
inderdaad ernstig gevaar, dan gaat vaak de gansche bemanning aan land;
een paar boomen worden geveld en daarmede een groot kruis opgericht,
waarop de namen der matrozen en de dagteekening worden gesneden.
Langs de kusten der Witte-zee ontmoet men elk oogenblik deze vrome
gedenkteekenen maar nergens zijn zij zoo menigvuldig als op de rotsen
der Heilige-eilanden. Stomme en toch welsprekende getuigen van
doorgestanen angst en onverwachte uitredding: elk kruis herinnert aan
een storm.
Enkelen zijn inderdaad historische monumenten. In de hoofdkerk van
Archangel bewaart men zulk een ex-voto, door Peter den Groote
opgericht, toen hij in deze streken ternauwernood aan een schipbreuk
ontkwam; het werd later weggenomen en naar de kathedraal gebracht.

"Dit kruis is door kapitein Peter gesneden", zoo luidt het opschrift, door
de hand van den Tsaar zelf vervaardigd; en dat de keizer in de
beeldhouwkunst niet onervaren was, toont dit werk, dat met recht op
sierlijkheid en smaak aanspraak mag maken.--Is zij niet schoon en
aandoenlijk, deze gewoonte, om op de onherbergzame kusten, door
stormen geteisterd, en waar zoo menig, menigeen zijn graf in de golven
vond, overal de zichtbare teekenen te plaatsen van hulp en redding, als
het ware de tastbare gebeden en dankzeggingen voor de goddelijke
genade, die hielp waar alle menschelijke hulp te kort schoot? De
engelsche matroos, door tegenwind opgehouden, verlaat, met
gramschap in de ziel en luide verwenschingen op de lippen, de kust,
waar hij tegen zijn zin gevangen werd gehouden. Voorzeker, Jack Tar
(de bijnaam der engelsche matrozen, ons Janmaat) bezit voortreffelijke
eigenschappen, die niemand hem betwisten zal: maar deze kinderlijk
vrome gewoonte van den russischen zeeman, getuigt zij niet van
hoedanigheden, die, uit een zedelijk oogpunt, althans niet lager staan?
Op de Dwina ontmoeten wij gansche vloten van houtvlotten en
zoogenaamde praams, die ons een eigenaardig beeld van het leven in
deze streken vertoonen. De vlotten bestaan uit lange reeksen van
pijnboomstammen, door middel van rijshout aan elkander verbonden;
op het vlot staat eene planken hut, waarin de eigenaar rustig zit te
dommelen, terwijl zijne mannen op den oever hout hakken, of den gang
van het vlot besturen. Deze vlotten komen dikwijls, drie- à vierhonderd
mijlen ver uit het binnenland, de Dwina en hare nevenstroomen
afzakken. De slanke pijnen, in de groote wouden van Wologda en
Nishny-Konetz geveld, worden naar de oevers der rivieren gesleept, en
daar door krachtige handen saamgebonden en tot vlotten vereenigd. In
de steden, waar men langs vaart, bestaat altijd overvloedige
gelegenheid om kosteloos de noodige manschappen te vinden, ter
besturing van het vlot: want een aantal boeren, die het heilige klooster
van Solowetsk wenschen te bezoeken, zijn steeds bereid om aldus de
rivier af te zakken. Men schenkt hun vrijen overtocht, onder
voorwaarde dat
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 68
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.