zich ophouden, op den vasten grond of in het water of tusschen de takken der boomen, in het noorden of in het zuiden, hoog boven of beneden de oppervlakte der aarde: de Roofdieren verbreiden overal den dood om zich heen, hun rooven en moorden wordt door niets gestuit. Zij moeten leven en de zwakke moet voor den sterke onderdoen.
Bij eenige Roofdieren komt, naar men meent, een echte samenleving van het mannetje met het wijfje voor; bij geen hunner duurt dit verbond echter levenslang. Het bestaat bij eenige Katten en Marters niet alleen gedurende, maar ook na den paartijd; in dit tijdperk zijn de beide ouders enger verbonden dan gedurende den overigen tijd van het jaar, gezamenlijk voeden, beschermen en verdedigen zij de jongen. Bij andere, en wel bij de meeste Roofdieren, is de vader gewoon zijne spruiten als een welkomen buit te beschouwen; hij moet door de moeder teruggedreven worden, als hij de schuilplaats zijner nakomelingschap toevallig ontdekt heeft; in dergelijke gevallen is de moeder natuurlijk de eenige verzorgster van het kroost. Het aantal jongen van ����n worp wisselt aanmerkelijk af; het bedraagt echter slechts bij uitzondering niet meer dan ����n. Bij nagenoeg alle Roofdieren worden de jongen blind geboren, en zijn gedurende geruimen tijd zeer hulpbehoevend; zij ontwikkelen zich echter daarna betrekkelijk vlug. Hun moeder geeft hun een vrij uitvoerig onderricht in haar bedrijf; zij begeleidt en beschermt hen steeds zoo lang, als zij nog niet in staat zijn, om voor zich zelf te zorgen. Bij dreigend gevaar dragen eenige, maar zeer weinige moeders haar kroost in de armen of op den rug mede, de overige sleepen het met den bek weg.
De mensch leeft met bijna alle soorten van Roofdieren in openlijken strijd. Hoogst weinige van hen heeft hij door temming dienstbaar trachten te maken; met ����n hunner is hem dit echter in zoo hooge mate gelukt, dat er in het geheele dierenrijk geen tweede hiermede overeenkomend geval te vinden is. Verreweg de meeste worden met meer of minder recht als schadelijke dieren beschouwd, fel gehaat en daarom zonder genade vervolgd; zeer weinige worden verschoond. Van sommige wordt het vleesch of het vet gegeten, van andere wordt de prachtige pels tot kostbare kleedingstukken gebruikt; in zulke gevallen kan men tegen het dooden van deze dieren niets inbrengen; betreurenswaardig is het echter, dat sommige Roofdieren, die niet slechts onschadelijk, maar zelfs nuttig zijn, miskend worden; zij zijn de slachtoffers van de blinde vernielzucht van den mensch. Reeds hierom verdient deze orde door iedereen zorgvuldiger waargenomen te worden, dan tot dusver geschiedde; het leeren onderscheiden van vrienden en vijanden moet steeds van groot belang geacht worden.
Niemand zal een oogenblik in twijfel verkeeren, aan welke familie van Roofdieren hij de eer zal gunnen aan de spits der geheele reeks te staan. Ieder denkt hierbij aan een Kat, die reeds door de ouden de "koning der dieren" werd genoemd, aan den Leeuw, en geeft hem gaarne de voorkeur; daarom behandelen wij in de eerste plaats de familie der Katten (Felidae).
Van alle Roofdieren hebben de Katten de meest volkomene roofdiergestalten. Een dergelijke evenredigheid tusschen de ledematen en den stam, een even groote regelmatigheid en evenmatigheid van lichaamsbouw, als bij haar, treft men bij de overige Roofdieren niet aan. Bij haar is ieder lichaamsdeel lieftallig en sierlijk; juist daarom bevredigt het geheele dier ons schoonheidsgevoel in zoo hooge mate. Wij kunnen zonder gevaar voor vergissing onze Huiskat als type van de geheele groep beschouwen.
De lichaamsbouw van de Kat mogen wij bekend veronderstellen; want het krachtige en toch sierlijke lichaam, de bolronde kop met den sterken hals; de matig hooge pooten met de dikke teenen, de lange staart en het zachte vel met zijn steeds aangename, met de omgeving innig harmonieerende kleur zijn kenmerken, die waarschijnlijk iedereen duidelijk voor den geest staan. Het lichaam van de Kat is met de meest volkomene wapens uitgerust. Haar gebit is vreeselijk. De hoek- of grijptanden hebben den vorm van groote, sterke, bijna niet gekromde kegels, die ver voorbij alle andere tanden uitsteken en een waarlijk vernietigende uitwerking kunnen hebben. Naast hen treden de opmerkelijk kleine snijtanden geheel op den achtergrond en komen zelfs de flinke scheurkiezen, die zich door scherpe, wederzijds in elkander grijpende takken en spitsen onderscheiden, ons zwak en onbeduidend voor. De dikke en vleezige tong, die door hare fijne, hoornachtige, op geplooide wratjes geplaatste, naar achteren gerichte stekels bijzonder de aandacht trekt, is met dit gebied in volkomen overeenstemming. De tanden zijn echter niet de eenige aanvalswapens van de Katten; in hare klauwen bezitten zij niet minder vreeselijke werktuigen voor het grijpen en doodelijk verwonden van haar prooi of om zich te verdedigen in den strijd. Hare breede en afgeronde voeten onderscheiden zich vooral, doordat zij naar verhouding zulk een geringe lengte hebben, en deze is een gevolg van het bovenwaarts gericht zijn der laatste teenleden,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.