was in twee?n verdeeld en vormde twee hutten, waarin twee banken stonden, die tevens tot koffers dienden.
Pencroff koos in het bosch een jongen den uit, die als mast zou gebruikt worden. Verder werd alles wat gesmeed moest worden naar de smederij van de Schoorsteenen gebracht. In de eerste week van October was alles gereed en men kwam overeen het schip op een reis om het eiland te probeeren, ten einde te weten te komen hoe het zich in zee hield en in hoeverre men er op kon vertrouwen.
Het overige werk werd echter in dien tusschentijd niet verzuimd. De kraal was vergroot, want onder de muffeldieren en geiten telde men een zeker aantal jongen die een hok en voedsel moesten hebben. De kolonisten waren zoowel in het kamp als bij de oesterbank geweest, zij hadden evenmin de konijnenfokkerij als de steenkolen- en ijzerlaag vergeten en waren zelfs gaan jagen in een nog onbezocht gedeelte van het bosch, waar zeer veel wild was.
Er werden nog eenige inheemsche planten gevonden, die, hoewel nog niet van onmiddellijk belang, toch zouden bijdragen om in de groenten van het Rotshuis een weinig afwisseling te brengen.
Den 10den October liep het schip van stapel. Pencroff was verrukt. Alles ging naar wensch. Het schip was geheel getuigd op rollen naar de kust gebracht, het werd door den vloed opgenomen en danste op de golven onder het gejuich der kolonisten, vooral van Pencroff, die op dat oogenblik zijn gewaarwordingen niet bedwingen kon. Maar voor zijn ijdelheid was nog een schooner oogenblik weggelegd; na zijn schip gebouwd te hebben, zou hij als gezagvoerder optreden. De rang van kapitein werd hem met algemeene stemmen toegekend.
Om kapitein Pencroff te voldoen moest men in de eerste plaats het schip een naam geven en na lang beraad, stemden allen voor Bonadventure, den doopnaam van den braven zeeman.
Zoodra de Bonadventure door den vloed in het ruime sop gebracht was, kon men zien dat zij zeer goed zee hield en naar alle bewegingen van het roer stipt luisterde.
Dienzelfden dag zou men er de proef van nemen op een reisje rondom het eiland. Het was prachtig weer, de wind was gunstig, de zee kalm, vooral aan de zuidkust, want reeds een uur lang was het noord-westen wind.
"Aan boord! aan boord!" riep kapitein Pencroff.
Maar men moest eerst flink ontbijten en het kwam den kolonisten zelfs niet onraadzaam voor om provisie aan boord te nemen, voor het geval dat de tocht tot den avond mocht duren.
Cyrus Smith wilde eveneens spoedig het vaartuig probeeren, waarvan hij het ontwerp had gemaakt, maar dat gebouwd was op raad van den zeeman; hij stelde er echter niet het vertrouwen in dat Pencroff had en daar deze niet meer van de reis naar Tabor sprak, hoopte Cyrus Smith zelfs, dat de zeeman dit voornemen had opgegeven. Het zou hem inderdaad leed gedaan hebben twee of drie van zijn metgezellen zich op dat vaartuig te zien wagen, dat toch maar zwak was en slechts vijftien ton meette.
Tegen half elf waren allen aan boord, zelfs Jup en Top. Nab en Harbert lichtten het anker, dat bij den mond van de Mercy in het zand lag; de zeilen werden geheschen, en de Lincolnsche vlag wapperde van den mast! De Bonadventure, door Pencroff bestuurd, koos zee.
Om de Unie-baai uit te komen moest men eerst voor den wind zeilen en bij deze beweging kwam men tot de overtuiging, dat het schip een voldoende snelheid had.
Toen de passagiers op drie à vier mijlen van de kust verwijderd waren en langs de Ballonhaven voeren, kregen zij een geheel nieuw overzicht van hun eiland.
"Dat is prachtig!" riep Harbert uit.
"Ja, ons eiland is mooi en goed," antwoordde Pencroff. "Ik houd er van als van mijn goede moeder. Het heeft ons arm en van alles ontbloot ontvangen, en wat ontbreekt er nu nog aan zijn vijf kinderen die uit de lucht zijn gevallen?"
"Niets!" antwoordde Nab, "niets, kapitein!"
En er ging een luid hoezee ter eere van het eiland op!
Gideon Spilett teekende onderwijl aan den voet van den mast het panorama dat zich voor hem ontrolde.
Cyrus Smith stond peinzend voor zich uit te staren.
"Welnu, mijnheer Cyrus," zeide Pencroff, "wat zegt ge van ons schip?"
"Het schijnt in alle opzichten voldoende," antwoordde de ingenieur.
"Goed! En gelooft gij nu ook dat het een reis van langen duur zou kunnen ondernemen?"
"Welke reis, Pencroff?"
"Naar het eiland Tabor, bijvoorbeeld?"
"Vriendlief," antwoordde Cyrus Smith, "ik geloof dat wij in een dringend geval niet moeten aarzelen ons op de Bonadventure te vertrouwen, zelfs voor een langeren duur; maar gij weet, het zou mij leed doen u naar het eiland Tabor te zien vertrekken, daar niets er u toe noodzaakt."
"Men kent gaarne zijn buren," antwoordde Pencroff, die bij zijn denkbeeld bleef. "Het eiland Tabor is onze naaste buur, het is onze eenige! De beleefdheid eischt, dat men er ten minste een bezoek brengt!"
"Drommels!" zeide Gideon Spilett, "vriend
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.