Het Geheimzinnige Eiland | Page 9

Jules Verne
Pencroff is op zijn stokpaardje als hij over de vormen begint!"
"Ik ben nergens over op mijn stokpaardje," zeide de zeeman, die door den tegenstand van den ingenieur knorrig was geworden, maar die hem toch niet wilde grieven.
"Vergeet niet," antwoordde Cyrus Smith, "dat gij niet alleen naar het eiland Tabor kunt gaan."
"Eén metgezel is voldoende."
"Goed," antwoordde de ingenieur. "Maar gij stelt de kolonie van het eiland Lincoln bloot, twee van de vijf kolonisten te verliezen."
"Van de zes!" antwoordde Pencroff. "Gij vergeet Jup."
"Van de zeven!" voegde Nab er bij. "Top rekent even goed als een ander!"
"Maar er is geen gevaar, mijnheer Cyrus," hernam Pencroff.
"Dat is wel mogelijk, Pencroff; maar ik herhaal het, het is zonder noodzaak zich blootstellen."
De koppige zeeman antwoordde niet en bracht het gesprek op een ander onderwerp, hoewel hij zich vast voorgenomen had, er weer op terug te komen. Maar hij was er in het minst niet van bewust dat er iets zou gebeuren, dat hem te hulp kwam, en hetgeen slechts een gril was in een menschlievend werk zou veranderen.
Nadat men in volle zee had rondgedobberd, richtte men de Bonadventure naar de Ballonhaven.
Zij waren nog slechts een halve mijl van de kust verwijderd en moesten laveeren om wind te krijgen. De Bonadventure liep met halve snelheid, omdat de bries gedeeltelijk terug gehouden werd door het hoogland, en de zeilen hingen slap; slechts nu en dan rimpelde de zee zich, maar overigens was zij spiegelglad.
Harbert stond op den steven, toen hij eensklaps uitriep:
"Loeven, Pencroff, loeven!"
"Wat is er dan?" vroeg de zeeman, terwijl hij opstond. "Een rots?"
"Neen.... wacht eens," zeide Harbert.... "ik kan niet goed zien.... loef nog meer.... goed.... haal bij...."
Dit zeggende dompelde Harbert, die over boord hing, zijn arm in het water, haalde hem er uit en zeide:
"Een flesch!"
Hij hield een gesloten flesch in zijn hand, die hij op een paar kabellengten van de kust gegrepen had.
Cyrus Smith nam de flesch. Zonder een woord te zeggen deed hij er de kurk af en haalde er een vochtig papier uit waarop stond: Schipbreukeling... Eiland Tabor: 153° w.-lengte--37° 11' z.-breedte.

III.
Tot het vertrek wordt besloten.--Onderstellingen.--Toebereidselen.--De drie passagiers.--Eerste nacht.--Tweede nacht.--Het eiland Tabor.--Onderzoek van de kust.--Het bosch wordt doorzocht.--Niemand.--Dieren.--Planten.--Een verlaten hut.
"Een schipbreukeling!" riep Pencroff uit, "op eenige honderden mijlen van ons, op het eiland Tabor! O! mijnheer Cyrus, nu zult gij u toch niet meer tegen mijn reisplan verzetten!"
"Neen, Pencroff," antwoordde Cyrus Smith, "en gij moet zoo spoedig mogelijk vertrekken."
"Morgen?"
"Morgen."
De ingenieur hield het papier, dat hij uit de flesch gehaald had, in zijn hand. Hij dacht eenige oogenblikken na en zeide toen:
"Uit dit papier, vooral uit den vorm waarin het gesteld is, kan men opmaken: in de eerste plaats, dat de schipbreukeling van het eiland Tabor een man is, die genoegzame kennis heeft van de zeevaart, omdat hij dezelfde lengte en breedte van het eiland opgeeft, welke wij gevonden hebben; in de tweede plaats is hij Engelschman of Amerikaan, daar het stuk in de Engelsche taal geschreven is."
"Dat is zeer waar," antwoordde Gideon Spilett, "en de tegenwoordigheid van den schipbreukeling verklaart ook het aanspoelen van de kist op de kust van het eiland. Er is een schipbreukeling, alzoo moet er ook een schipbreuk geweest zijn. Wat deze laatste betreft, het is gelukkig voor hem, dat Pencroff op het denkbeeld is gekomen om een schip te bouwen en het juist vandaag te probeeren, want een dag later had de flesch op de klippen verbrijzeld kunnen worden."
"Het is inderdaad bijzonder gelukkig," zeide Harbert, "dat de Bonadventure hier passeerde juist toen de flesch nog dreef!"
"Komt u dat niet zonderling voor?" vroeg Cyrus Smith aan Pencroff.
"Het komt mij gelukkig voor, ziedaar alles," antwoordde de zeeman. "Ziet gij hier iets buitengewoons in, mijnheer Cyrus? Die flesch moest toch ergens heen en waarom niet hier en wel ergens anders."
"Gij hebt misschien gelijk, Pencroff," antwoordde de ingenieur, "en toch...."
"Maar," merkte Harbert op, "bewijst niets dat deze flesch reeds lang op zee drijft?"
"Niets," antwoordde Gideon Spilett, "en zelfs het stuk komt mij voor nog maar kort geleden geschreven te zijn. Wat denkt gij daarvan, Cyrus?"
"Dat is moeilijk uit te maken, en wij zullen het bovendien spoedig te weten komen!" antwoordde Cyrus Smith.
Pencroff had intusschen de Bonadventure gewend. Ieder dacht aan den schipbreukeling van het eiland Tabor. Was het nog tijd om hem te redden? Het was een groote gebeurtenis in het leven van de kolonisten. Zij zelf waren slechts schipbreukelingen, maar het was te vreezen, dat anderen het minder gunstig getroffen hadden, en het was hun plicht om den ongelukkige te hulp te komen.
Tegen vier uur lag de Bonadventure aan den mond van de Mercy.
Dienzelfden avond werd alles geregeld voor de nieuwe onderneming. Het kwam allen het best voor, dat Pencroff en Harbert, die met het besturen van een schip bekend waren, alleen de reis zouden ondernemen. Als zij den volgenden morgen, 11 October, vertrokken, konden zij in den loop van
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 93
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.