is niet alleen de aandoening van een grooten rouw of over een hevige predikatie of
over de mysteriën van het geloof, die een overvloed van tranen wekt. Ook bij elke
wereldlijke plechtigheid wordt een vloed van tranen gestort. Een beleefdheidsgezant van
den koning van Frankrijk aan Philips den Goede breekt bij zijn aanspraak herhaaldelijk in
tranen uit. Bij het afscheid van den jongen Jan van Coïmbra van het Bourgondische hof
weent alles luide, evenzoo bij de verwelkoming van den dauphin, bij de samenkomst der
koningen van Engeland en Frankrijk te Ardres. Men zag Lodewijk XI tranen storten bij
zijn intocht in Atrecht; tijdens zijn verblijf als dauphin aan het Bourgondische hof
beschrijft Chastellain hem herhaaldelijk in snikken en tranen [14]. Er is natuurlijk
overdrijving in die beschrijvingen, het "geen oog bleef droog" van een dagbladbericht.
De bisschop Jean Germain verhaalt, hoe na de treffende aanspraken der gezanten op het
vredescongres te Atrecht in 1435 de toehoorders plat op den grond vallen, sprakeloos,
met zuchten, snikken en gehuil [15]. Doch in de overdrijving ziet men den achtergrond
van waarheid. Het is ermee als met de tranenvloeden der 18de eeuwsche sentimenteelen.
Het weenen was verheffend en schoon. Wie kent ook nu niet de sterke ontroering, tot
huivering en tranen toe, die een intocht kan teweegbrengen, ook al is de vorst, dien de
praal geldt, ons volkomen onverschillig. Toen werd die onmiddellijke aandoening gevuld
door een half-religieuze vereering van staatsie en grootheid, en brak zich vrij baan in
echte tranen.
Wie het verschil in prikkelbaarheid tusschen de 15de eeuw en onzen tijd niet ziet, kan het
leeren uit een klein voorbeeld op een ander gebied dan dat der tranen, namelijk dat der
heethoofdigheid. Wij kunnen ons waarschijnlijk moeilijk een vreedzamer en rustiger spel
denken dan het schaakspel. La Marche zegt, dat het dikwijls gebeurt, dat er bij 't
schaakspel geschillen rijzen, "et que le plus saige y pert patience" [16]. Twist van
koningszonen over een spel schaak was in de 15de eeuw nog een even gangbaar motief
als in de Karelromans.
* * * * *
Er was in het dagelijksch leven voortdurend een onbegrensde ruimte voor gloeienden
hartstocht en kinderlijke fantazie. De hedendaagsche wetenschappelijke historie der
middeleeuwen, die wegens de onbetrouwbaarheid der kronieken bij voorkeur zooveel
mogelijk uit officieele oorkonden put, vervalt daardoor wel eens in een gevaarlijke fout.
De oorkonden toonen ons weinig van het verschil in levenstoon, dat ons van die tijden
scheidt. Zij doen ons het felle pathos van het middeleeuwsche leven vergeten. Van al de
hartstochten, die het kleuren, spreken de oorkonden doorgaans slechts van twee: de
hebzucht en den strijdlust, maar deze zelf zijn in hun felheid niet te begrijpen buiten het
verband met de algemeene hartstochtelijkheid. Daarom blijven de kroniekschrijvers, zij
mogen op het stuk van feitelijkheden nog zoo oppervlakkig zijn en nog zoo dikwijls
dwalen, onmisbaar om den tijd goed te zien.
Het leven had in menig opzicht nog de kleur van het sprookje. Merk op, hoe archaïsch de
hofchronisten, geleerde, aanzienlijke mannen, de vorsten, met wie zij verkeeren, zien, en
stel u dan voor, wat het koningschap in de volksverbeelding moet zijn geweest. Hier is de
jonge Karel de Stoute, nog graaf van Charolais, die van Sluis te Gorkum aangekomen,
daar verneemt, dat zijn vader de hertog zijn pensie en al zijn beneficiën heeft ingetrokken.
Chastellain beschrijft, hoe nu de graaf zijn gansche hofhouding, tot de keukenjongens toe,
voor zich laat verschijnen, en hun zijn rampspoed meedeelt in een roerende toespraak,
waarin hij zijn eerbied voor den misleiden vader, zijn zorg voor het wel der zijnen en zijn
liefde voor hen allen betuigt. Die zelf middelen hebben, spoort hij aan, met hem zijn
fortuin af te wachten; die arm zijn, laat hij vrij om heen te gaan, en als zij mochten
hooren, dat 's graven fortuin zich gekeerd heeft, "komt dan terug, en gij zult allen uw
plaats open vinden en zult mij welkom zijn, en ik zal het geduld beloonen dat gij om
mijnentwil hebt gehad."--"Lors oyt-l'on voix lever et larmes espandre et clameur ruer par
commun accord: "Nous tous, nous tous, monseigneur, vivrons avecques vous et
mourrons."--Diep geroerd aanvaardt Karel hun trouw: "Or vivez doncques et souffrez; et
moy je souffreray pour vous, premier que vous ayez faute." Dan komen de edelen en
bieden hem aan, wat zij bezitten, "disant l'un: j'ay mille, l'autre: dix mille, l'autre: j'ay
cecy, j'ay cela pour mettre pour vous et pour attendre tout vostre advenir." En zoo ging
alles zijn gewonen gang, en er kwam geen kip minder om in de keuken [17].
De uitpenseeling van het tafereel is natuurlijk van Chastellain. Wij weten niet, in
hoeverre zijn verhaal hier het werkelijk gebeurde styleert. Doch waar het op aankomt: hij
ziet den vorst in de eenvoudige vormen van de volksballade; het geval wordt voor hem
geheel beheerscht
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.