Heldensagen en Legenden van de Serviërs | Page 7

Woislav M. Petrovitch
de Servische) den Angel-Sakser
biedt, is het verwonderlijk hoe weinig onvolkomenheden het werk van
Bowring aankleven. Sir John moet een ongewoon talent voor vreemde
talen hebben bezeten, daar hij ook uit ieder van de andere Slavische
talen vertaald moet hebben en--naar mij is medegedeeld--met dezelfde
stiptheid en nauwgezetheid.
De derde uitgave van het werk van Karadgitch verscheen in Weenen,

tusschen de jaren 1841 en 1866. Het was nu gegroeid tot vijf deelen en
bevatte 1112 lyrische zangen en 313 heldenballaden. Het is uit deze
uitgave, dat ik de heldenverhalen, in dit boek opgenomen, heb gekozen;
en indien ik er misschien in geslaagd ben een nieuw geslacht van
niet-Servische lezers belang te doen stellen in de letterkunde van mijn
land, dan zal het mijn verdere eerzucht zijn, de onvergelijkelijk veel
zwaardere taak te volbrengen om hun in een volgend deel een blik te
gunnen in onze populaire lyrische poëzie.
Het voorbeeld van Karadgitch volgend hebben veel Serviërs van
Bosnië en Herzegowina balladen en legenden verzameld, die
Karadgitch niet heeft hooren voordragen op zijn verschillende reizen,
door de eigenlijke Servische landen, of waartoe hem de tijd ontbrak om
ze in te lasschen. Zulke later verzamelde gedichten--werkelijk een zeer
groot aantal--zijn van tijd tot tijd uitgegeven in de welbekende
tijdschriften Bosanska Veela (d.i. "de Veela van Bosnië") en
Karadgitch en het aantal vermeerdert voortdurend nog; niet alleen door
de ontdekking van oude bronnen, maar ook door de nieuwe inspiratie,
die een gevolg was van de Balkanoorlogen van 1912-1913.
Tenslotte heb ik nog mijn meest dankbare erkentelijkheid te betuigen
aan mijn geachten vriend M. Chedo Miyatovich voor zijn onschatbaren
raad en de aanmoediging, die ik van hem ondervond en voor zijn
edelmoedige bereidwilligheid om het voorbericht te schrijven, dat mijn
boek versiert, en eindelijk ook mijn uitgevers te danken voor de hulp,
die zij mij boden bij het gereedmaken van mijn manuscript voor de
pers.
W. M. Petrovitch.
189 Queen's Gate, Londen,
Mei 1914.

HOOFDSTUK I. HISTORISCHE TERUGBLIK.
De komst van de Serviërs.

Voor hun invasie in het Balkan-Schiereiland, die in de zevende eeuw
plaats had, leefden de Serviërs als een patriarchaal volk in het land, dat
nu als Galicië bekend is. Ptolemeus, de oude Grieksche
aardrijkskundige, beschrijft, hoe ze leefden aan de oevers van de rivier
de Don, ten Noord-Oosten van de zee van Azof. Zij vestigden zich voor
het meerendeel in die Balkanstreken, welke zij op den huidigen dag
nog bewonen, namelijk het tegenwoordige koninkrijk Servië,
Oud-Servië, Macedonië, Bosnië en Herzegowina, Montenegro,
Dalmatië, Batchka, Banaat, Croatië, Sirmië en Istrië. De oude inwoners
van deze gewesten, Latijnen, Thraciers, Grieken en Albaneezen,
werden door de nieuw aangekomenen gemakkelijk naar de Adriatische
kust opgedrongen. Hun keizer Heraclius (610-641 na Chr.), die niet in
staat was krachtig weerstand te bieden, stond aan de Serviërs al de
provincies af, die zij bezet hadden, en zoo was de vrede gekocht. De
Heidensche en onontwikkelde Servische stammen stonden van nu af in
geregeld verkeer met de beschaafde Byzantijnen en werden spoedig
bekeerd tot het christendom; want bijna zonder uitzondering gaat de
regel op, dat als een volk een ander overwint of onderwerpt, het meest
beschaafde van de twee, onverschillig of dit het overwonnene of de
overwinnaar is, zijn beschaving en gewoonten overbrengt op het meer
barbaarsche. De Serviërs omhelsden echter het Christendom pas wat
meer algemeen in het begin van de negende eeuw, toen de twee
broeders Cyrillos en Methodius--de zoogenaamde Slavische
apostelen--het Evangelie van Christus in de oude Slavische taal
overzetten en in die taal, welke in dien tijd de omgangstaal was van de
Zuidelijke Slaven dat Evangelie verkondigden.

Vroege worstelingen.
Daar de Serviërs gedurende de zevende en de achtste eeuw in stammen
waren verdeeld, werden zij een gemakkelijke prooi van de Byzantijnen,
de Bulgaren en de Franken, ofschoon geen dezer naburen er ooit in
slaagde hun het juk der onderwerping blijvend op te leggen. Toen
werden de Serviërs er zich echter bewust van, dat zij zich slechts door
hun macht te concentreeren en als een natie naar buiten op te treden
zouden kunnen handhaven. Dit had tengevolge, dat in het begin der

negende eeuw een ernstige poging werd gedaan om aan de oevers van
de rivier de Morava een staat te stichten, waarvan Horea Margi (nu
Tyoupriya genaamd) de hoofdstad zou zijn. De Bulgaren, die vijandig
tegenover deze pogingen stonden, slaagden er in aan te toonen, hoe
ontijdig ze werden ondernomen. Een nieuwe poging om een
onafhankelijke staat te vormen werd gedaan door de Djoupan (graaf)
Vlastimir, die er in geslaagd was zich aan de Byzantijnsche
heerschappij te ontworstelen. Deze nieuwe Staat werd Rashka genaamd
en strekte zich uit rondom de rivieren Piva, Tara en Lim, het
stroomgebied van de rivier de Ibar in het Oosten en van dat van de
Vrbas in het Westen rakende. Reeds in den aanvang echter ontstonden
er oneenigheden tusschen de leiders, hetgeen
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 151
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.