de inmenging van den
Bulgaarschen tzaar Siméon vergemakkelijkte. Tchaslav, de Djoupan
van een anderen Servischen stam, eischte, hoewel hij er geenerlei recht
op kon doen gelden, den troon op en werd hierbij ondersteund door
Siméon, die met goeden uitslag Rashka binnendrong. De Bulgaren
bleven gedurende zeven jaar in het bezit van het land (924-931), toen
slaagde Tchaslav er in een nieuwen Staat te stichten, die met Rashka
het grondgebied van Zetta, Trebinye, Neretva en Houm omvatte.
Na zijn dood heerschte er ook in dit vorstendom weer groote
verdeeldheid.
In den loop van de volgende eeuw overmeesterde het Byzantijnsche
rijk, nadat het 't nu verzwakte Bulgarije onderworpen had, ook Rashka,
waarvan de Groot Djoupan vluchtte. De regent van Zetta, Stephen
Voïslav (1034-1051) zoon van Dragomir, Djoupan van Trebinye,
maakte van de gelegenheid gebruik om zich onafhankelijk te verklaren
van zijn leenheer, den Groot Djoupan van Rashka, en eigende zich
Zahoumlije (Herzegowina) en eenige andere streken toe. Zijn zoon,
Michaylo, (1053-1081) slaagde er verder in Rashka onder zijn bewind
te brengen en verkreeg in het jaar 1077 den koningstitel (rex Sclavorum)
van paus Gregorius VII. Onder de regeering van koning Bodin, den
zoon van Michaylo, werd het Servië van Tchaslav hersteld, bovendien
werd nu Bosnië aan zijn rijk toegevoegd. Maar na den dood van Bodin
heerschte weer de oude wanorde, voornamelijk wijl verschillende
pretendenten naar den troon dongen.
Onderlinge strijd.
De onderlinge strijd tusschen de leden van de regeerende families is
een der karakteristieke verschijnselen, die de geheele geschiedenis van
Servië door is waar te nemen. Terwijl de krachten verspild worden in
den strijd voor persoonlijke belangen, en met alle, geoorloofde zoowel
als ongeoorloofde, middelen er naar gestreefd wordt aan de
persoonlijke eerzucht te voldoen, werden de nationale belangen
verwaarloosd. Dit is in alle tijden de groote hinderpaal geweest, waarop
de vorming van een Servischen staat als politieke eenheid voortdurend
afstuitte--hoe dikwijls door verschillende regenten ook pogingen
werden aangewend om dit doel te bereiken.
In 1169 kwam het bewind in handen van een dynastie, die gedurende
meer dan twee eeuwen (1169-1372) Servië binnen steeds veranderende
grenzen regeerde. De grondlegger er van was de beroemde Groot
Djoupan Stephan Nemanya (1169-1196) die door den Byzantijnschen
keizer tot Hertog van Servië (Groot Djoupan) werd verheven, nadat hij
een revolutie had geleid, waarvan het resultaat gunstig was voor zijn
aanspraken. Door zijn dapperheid en wijsheid slaagde hij er niet alleen
in de provincies te vereenigen, die zijn voorgangers hadden bezeten,
maar ook er sommige aan toe te voegen, welke nooit Servisch waren
geweest. Hij zette Ban Koulin, een bondgenoot, op den troon van
Bosnië. Verder bevestigde hij den orthodoxen godsdienst in zijn staat
door het bouwen van een aantal kerken en kloosters en door de
verbanning van kettersche Bogoumils [9]. Wijl hij de zwakte van den
ouderdom voelde naderen en mede om zijn volk een nieuw bewijs te
geven van zijn godsdienstzin, abdiceerde de bejaarde Nemanya in 1196
ten gunste van zijn bekwamen tweeden zoon Stephanus en trok zich in
een klooster terug. Bij zijn troonsbestijging in het jaar 1217 nam
Stephanus den titel aan van koning van Servië.
Toen de kruisvaarders Constantinopel veroverden, werd Sava,
Stephanus' jongste broer, door den Griekschen patriarch aan het hoofd
gesteld van de Grieksche kerk in Servië (1219), hij was de eerste
Servische aartsbisschop.
Stephanus werd opgevolgd door zijn zoon Radoslav( 1223-1233), die
onttroond werd door zijn broeder Vladislav (1233-1242), welke op zijn
beurt van den troon werd gestooten door zijn derden broer Ourosh de
Groote (1242-1276).
Ourosh vergrootte zijn gebied en verhoogde Serviërs aanzien in het
buitenland. Hij werd onttroond door zijn zoon Dragoutin (1276-1281),
die na een veldslag tegen de Grieken verloren te hebben, afstand deed
tengunste van een jongeren broeder Miloutin (1288-1321). Voor zich
zelf behield hij echter een provincie in het Noorden van den Staat.
Spoedig daarna ontving Dragoutin van zijn schoonmoeder, de koningin
van Hongarije, de landen tusschen de Donau, Save en de Drina. Hij
nam toen den titel aan van koning van Sirmië. Nog bij zijn leven
schonk Dragoutin zijn troon en een deel van zijn landen aan Miloutin;
een ander deel kwam weer onder de heerschappij van den koning van
Hongarije. Miloutin wordt beschouwd als een der merkwaardigste
afstammelingen van Nemanya. Na zijn dood heerschte er de gewone
oneenigheden over de troonsopvolging. De orde werd hersteld door
Miloutins zoon Stephanus Detchanski (1321-1331), die de Bulgaren
versloeg in den beroemden slag van Velbouzd en geheel Bulgarije
onderwierp. Het bleef een provincie van Servië, totdat de
Ottomaansche horden beide overweldigden.
Doushan de Machtige.
Stephanus Detchanski werd onttroond door zijn zoon Doushan den
Machtige (1331-1355), de uitstekendste en meest roemrijke van alle
Servische vorsten. Hij streefde er naar het geheele Balkanschiereiland
aan zich te onderwerpen. Nadat hij er in geslaagd was het geheele
Byzantijnsche keizerrijk, uitgenomen Constantinopel, te veroveren,
riep hij zich zelf, in overleg met de
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.